| |||
bang zijn voor; benauwd zijn voor (чего-л.); beschroomd zijn; bevreesd zijn voor; duchten; een afschrik hebben (van-кого-л., чего-л.); in zijn rikketik zitten; ontzien; schromen; schuwen; tegen iets opzien (чего-л.); versagen; voogdijschap iem. vrezen (кого-л.); voor iets beducht zijn (чего-л.); vrezen; vrezen voor (кого-л., чего-л.); zich bezwaard maken over iets (чего-л.); zijn hart vasthouden; bang (ghiwchik); bang zijn (U bent bang dat u uw baan verliest 4uzhoj); vrees koesteren | |||
'em knijpen; piepzak zitten |
боится: 30 фраз в 5 тематиках |
Військовий термін | 2 |
Загальна лексика | 25 |
Переносний сенс | 1 |
Приказка | 1 |
Розмовна лексика | 1 |