СловникиФорумКонтакти

   Російська
Google | Forvo | +
до фраз
бояться дієсл.наголоси
заг. bang zijn voor; benauwd zijn voor (чего-л.); beschroomd zijn; bevreesd zijn voor; duchten; een afschrik hebben (van-кого-л., чего-л.); in zijn rikketik zitten; ontzien; schromen; schuwen; tegen iets opzien (чего-л.); versagen; voogdijschap iem. vrezen (кого-л.); voor iets beducht zijn (чего-л.); vrezen; vrezen voor (кого-л., чего-л.); zich bezwaard maken over iets (чего-л.); zijn hart vasthouden; bang (ghiwchik); bang zijn (U bent bang dat u uw baan verliest 4uzhoj); vrees koesteren
розм. 'em knijpen; piepzak zitten
боится: 30 фраз в 5 тематиках
Військовий термін2
Загальна лексика25
Переносний сенс1
Приказка1
Розмовна лексика1