| |||
algeheel; perfect; volkomen; volledig; volmaakt; volslagen; meesterlijk | |||
| |||
kompleet; radikaal; absoluut; compleet; door en door; finaal; gans; geheel; heel; helemaal; radicaal; rats; schoon; ten enen male; ten enenmale; ten volle; totaal; volkomen; volledig; volmaakt; volstrekt; degelijk (ms.lana); volledig (Wieringa) | |||
schoontjes | |||
| |||
effectueren (ЛА); plegen (Gunnar); verrichten handeling, ceremonie, daden (Wif); begaan misdaad, moord, vergissing (Wif); maken vergissing, wandeling (Wif); uitvoeren rituelen (Wif) | |||
| |||
geheel |
совершенный : 73 do fraz, 10 tematyki |
Biblia, biblijny | 1 |
Gramatyka | 2 |
Idiomatyczny | 2 |
Matematyka | 1 |
Nieformalny | 1 |
Pospolicie | 60 |
Powiedzenie | 1 |
Prawo | 3 |
Przenośnie | 1 |
Wojskowość | 1 |