| |||
afpraten; afspreken; bespreken (о чём-л.); onderhandelen; overeenkomen; zich met iem. verstaan; beklinken; conditioneren; conveniëren; een afspraak maken | |||
contracteren | |||
| |||
beamen (ms.lana) |
договариваться : 3 phrases in 2 subjects |
General | 1 |
Idiomatic | 2 |