| | | |

connectivity

[ˌkɒnεk'tɪvəti, ˌkɑːnεk'tɪvət̬i] n

connectiviteit f (The ability of hardware devices, software packages, or a computer itself to work with network devices or with other hardware devices, software packages, or a computer over a network connection)

volledige aansluitbaarheid; connectivity m

IT, nat.sc.

connectiviteit f

transp., construct.

kwaliteit van de aansluiting; kwaliteit van de overstap

English thesaurus

Connectivity [ˌkɒnεk'tɪvəti, ˌkɑːnεk'tɪvət̬i] n

telecom., abbr.

Connectivity

: 20 phrases in 4 subjects

Environment	2
Information technology	8
Microsoft	9
Transport	1


routing
commun.	routering; routeren; routetoewijzing; verkeersroutering
comp., MS	routering
earth.sc. life.sc.	afvoervertraging
el.	route-bepaling; routebepaling


AND
comp., MS	EN
tech.	EN


connectivity
comp., MS	connectiviteit
IT	volledige aansluitbaarheid; connectivity
IT nat.sc.	connectiviteit


infrastructure
construct.	infrastrukturele voorzieningen; inrichtingen als gevolg van; voorzieningen voor dienstverlening


management program
commun. IT	programma van beheer