исполнять | |
gen. | betrachten; naleven; presteren; spelen; ten gehore brengen; ten uitvoer brengen |
обязанность | |
gen. | moet |
| |||
betrachten; naleven (что-л.); presteren; spelen (роль); ten gehore brengen (музыкальную пьесу); ten uitvoer brengen; ten uitvoer leggen; uitoefenen (должность); uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervuilen; volbrengen; voldoen; volgen; voltrekken; volvoeren; verzetten (bv.: zij verzetten met elkaar veel werk Stasje) | |||
ten gehore brengen (Сова) |
исполняющий: 19 phrases in 4 subjects |
Abbreviation | 1 |
Figurative | 1 |
General | 14 |
Officialese | 3 |