ясный | |
gen. | aanschouwelijk; bevattelijk; doorzichtig; duidelijk; geprononceerd; hel |
как | |
gen. | als |
день | |
gen. | dag |
| |||
aanschouwelijk; bevattelijk; doorzichtig; duidelijk; geprononceerd; hel; helder; hoorbaar; kennelijk; klaarblijkelijk; leesbaar (о стиле); licht; ondubbelzinnig; openbaar; patent; puntig; sereen; voelbaar; openbare (ЛА); lucide (Ольга Богачева); inzichtelijk (Aicha L.); direct (Сова); begrijpelijk; klaar | |||
Russian thesaurus | |||
| |||
см. ясная погода |
ясный : 18 phrases in 5 subjects |
Figurative | 1 |
General | 12 |
Idiomatic | 1 |
Informal | 2 |
Saying | 2 |