разрушать | |
gen. | aantasten; afbreken; bederven; in omhakken; omhalen; ruïneren |
| |||
ineenstorten; instorten | |||
| |||
aantasten; afbreken; bederven (планы); in iets omhakken; omhalen; ruïneren; teisteren; vernielen; verstoren; verwoesten; molesteren (Сова); op iets omhakken | |||
omvergooien (планы и т.п.); omverwerpen (планы); torpederen (планы) | |||
| |||
verknallen (IMA) |
разрушаться : 3 phrases in 1 subject |
General | 3 |