| |||
aanstaan; iets aardig vinden; behagen; bevallen; bijval vinden; gelieven; lijken; lusten; smaken; aanspreken (IMA); leuk vinden (мне нравится (кто-то, что-то) honselaar); in de smaak vallen (bv.: Ze was blij dat hij bij alle huisgenoten in de smaak viel Stasje); gesteld zijn op (Hij is gesteld op de openheid. - Ему нравится открытость. slot); houden van (требует изменения конструкции) Ik hou niet van moderne kunst. / Hij houdt van Belgisch bier en frieten. / Waar hou je van? 4uzhoj) | |||
monden; toelachen | |||
| |||
vind ik leuk |
нравиться : 20 phrases in 4 subjects |
Figure of speech | 1 |
General | 16 |
Idiomatic | 1 |
Microsoft | 2 |