English ⇄ Dutch

- only individual words found (there may be no translations for some thesaurus entries in the bilingual dictionary)

setting ['setɪŋ] n
agric.	tijdelijke werkplaats
agric., industr., construct.	het zich zetten
CNC	voorinstelling
comp., MS	instelling f (A configuration parameter or element that controls the behavior of a service, application, feature, function, or a run-time environment)
industr., construct.	harden; uitharden; vlucaniseren; vulcanizeren
industr., construct., met.	glas leggen
transp., mech.eng.	instelling f
Settings n
comp., MS	Instellingen f (The area of the product in which you can work with business units, users, security roles, templates, subjects, services, and so on)
settings n
met.	instelwaarden m
setting ['setɪŋ] v
chem., met.	aandrogen; aantrekken
earth.sc.	solidificatie; vast worden; verstijving
industr., construct.	stabiliseren; vulkanizeren
life.sc.	vruchtvorming; vruchtzetting
met.	richten in de matrijs; zetten; naslaan
tech.	afstelling; tarrering
transp., mech.eng.	passing
transp., nautic., fish.farm.	bendel; bindsel
set [set] v
mech.eng.	afstellen
setting ['setɪŋ] adj.
met.	kalibreren
English thesaurus
setting ['setɪŋ] n
lit.	The place or period within which a narrative or play is located. In drama, setting comprises of any stage scenery.

Setting or: 3 phrases in 2 subjects

Law	1
Transport	2