DictionaryForumContacts

Morphology analysis
week (177) | Noun, feminine
week singular singular
week (7) | Adjective
week
weeke
weeker
weekers
weekere
weekst
weekste
weeken
weekmaken (46) | Verb
1 weekmaken
2 weekmakend
3 weekgemaakt
4 week
5 week
6 week
7 week
8 week
9 week
10 weekgemaakt
11 weekgemaakt
12 weekgemaakt
13 weekgemaakt
14 weekgemaakt
15 weekgemaakt
16 week
17 week
18 week
19 week
20 week
21 week
22 weekgemaakt
23 weekgemaakt
24 weekgemaakt
25 weekgemaakt
26 weekgemaakt
27 weekgemaakt
28 weekmaken
29 weekmaken
30 weekmaken
31 weekmaken
32 weekmaken
33 weekmaken
34 weekgemaakt
35 weekgemaakt
36 weekgemaakt
37 weekgemaakt
38 weekgemaakt
39 weekgemaakt
40 weekmaken
41 weekmaken
42 weekmaken
43 weekmaken
44 weekmaken
45 weekmaken
46 weekgemaakt
47 weekgemaakt
48 weekgemaakt
49 weekgemaakt
50 weekgemaakt
51 weekgemaakt
52 week
wijken (632) | Verb
1 wijken
2 wijkend
3 geweken
4 wijk
5 wijkt
6 wijkt
7 wijken
8 wijken
9 wijken
10 geweken
11 geweken
12 geweken
13 geweken
14 geweken
15 geweken
16 week
17 week
18 week
19 weken
20 weken
21 weken
22 geweken
23 geweken
24 geweken
25 geweken
26 geweken
27 geweken
28 wijken
29 wijken
30 wijken
31 wijken
32 wijken
33 wijken
34 geweken
35 geweken
36 geweken
37 geweken
38 geweken
39 geweken
40 wijken
41 wijken
42 wijken
43 wijken
44 wijken
45 wijken
46 geweken
47 geweken
48 geweken
49 geweken
50 geweken
51 geweken
52 wijk