DictionaryForumContacts

Morphology analysis
voorbereiden (61597) | Verb
1 voorbereiden
2 voorbereidend
3 voorbereid
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorbereid
11 voorbereid
12 voorbereid
13 voorbereid
14 voorbereid
15 voorbereid
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorbereid
23 voorbereid
24 voorbereid
25 voorbereid
26 voorbereid
27 voorbereid
28 voorbereiden
29 voorbereiden
30 voorbereiden
31 voorbereiden
32 voorbereiden
33 voorbereiden
34 voorbereid
35 voorbereid
36 voorbereid
37 voorbereid
38 voorbereid
39 voorbereid
40 voorbereiden
41 voorbereiden
42 voorbereiden
43 voorbereiden
44 voorbereiden
45 voorbereiden
46 voorbereid
47 voorbereid
48 voorbereid
49 voorbereid
50 voorbereid
51 voorbereid
52 voor
voordoen (31) | Verb
1 voordoen
2 voordoend
3 voorgedaan
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgedaan
11 voorgedaan
12 voorgedaan
13 voorgedaan
14 voorgedaan
15 voorgedaan
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgedaan
23 voorgedaan
24 voorgedaan
25 voorgedaan
26 voorgedaan
27 voorgedaan
28 voordoen
29 voordoen
30 voordoen
31 voordoen
32 voordoen
33 voordoen
34 voorgedaan
35 voorgedaan
36 voorgedaan
37 voorgedaan
38 voorgedaan
39 voorgedaan
40 voordoen
41 voordoen
42 voordoen
43 voordoen
44 voordoen
45 voordoen
46 voorgedaan
47 voorgedaan
48 voorgedaan
49 voorgedaan
50 voorgedaan
51 voorgedaan
52 voor
voordragen (73) | Verb
1 voordragen
2 voordragend
3 voorgedragen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgedragen
11 voorgedragen
12 voorgedragen
13 voorgedragen
14 voorgedragen
15 voorgedragen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgedragen
23 voorgedragen
24 voorgedragen
25 voorgedragen
26 voorgedragen
27 voorgedragen
28 voordragen
29 voordragen
30 voordragen
31 voordragen
32 voordragen
33 voordragen
34 voorgedragen
35 voorgedragen
36 voorgedragen
37 voorgedragen
38 voorgedragen
39 voorgedragen
40 voordragen
41 voordragen
42 voordragen
43 voordragen
44 voordragen
45 voordragen
46 voorgedragen
47 voorgedragen
48 voorgedragen
49 voorgedragen
50 voorgedragen
51 voorgedragen
52 voor
voorgaan (9) | Verb
1 voorgaan
2 voorgaand
3 voorgegaan
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgegaan
11 voorgegaan
12 voorgegaan
13 voorgegaan
14 voorgegaan
15 voorgegaan
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgegaan
23 voorgegaan
24 voorgegaan
25 voorgegaan
26 voorgegaan
27 voorgegaan
28 voorgaan
29 voorgaan
30 voorgaan
31 voorgaan
32 voorgaan
33 voorgaan
34 voorgegaan
35 voorgegaan
36 voorgegaan
37 voorgegaan
38 voorgegaan
39 voorgegaan
40 voorgaan
41 voorgaan
42 voorgaan
43 voorgaan
44 voorgaan
45 voorgaan
46 voorgegaan
47 voorgegaan
48 voorgegaan
49 voorgegaan
50 voorgegaan
51 voorgegaan
52 voor
voorgeven (22) | Verb
1 voorgeven
2 voorgevend
3 voorgegeven
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgegeven
11 voorgegeven
12 voorgegeven
13 voorgegeven
14 voorgegeven
15 voorgegeven
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgegeven
23 voorgegeven
24 voorgegeven
25 voorgegeven
26 voorgegeven
27 voorgegeven
28 voorgeven
29 voorgeven
30 voorgeven
31 voorgeven
32 voorgeven
33 voorgeven
34 voorgegeven
35 voorgegeven
36 voorgegeven
37 voorgegeven
38 voorgegeven
39 voorgegeven
40 voorgeven
41 voorgeven
42 voorgeven
43 voorgeven
44 voorgeven
45 voorgeven
46 voorgegeven
47 voorgegeven
48 voorgegeven
49 voorgegeven
50 voorgegeven
51 voorgegeven
52 voor
voorkomen (904) | Verb
1 voorkomen
2 voorkomend
3 voorkomen
4 voorgekomen
5 voorkom
6 voor
7 voorkomt
8 voor
9 voorkomt
10 voor
11 voorkomen
12 voor
13 voorkomen
14 voor
15 voorkomen
16 voor
17 voorkomen
18 voorgekomen
19 voorkomen
20 voorgekomen
21 voorkomen
22 voorgekomen
23 voorkomen
24 voorgekomen
25 voorkomen
26 voorgekomen
27 voorkomen
28 voorgekomen
29 voorkwam
30 voor
31 voorkwam
32 voor
33 voorkwam
34 voor
35 voorkwamen
36 voor
37 voorkwamen
38 voor
39 voorkwamen
40 voor
41 voorkomen
42 voorgekomen
43 voorkomen
44 voorgekomen
45 voorkomen
46 voorgekomen
47 voorkomen
48 voorgekomen
49 voorkomen
50 voorgekomen
51 voorkomen
52 voorgekomen
53 voorkomen
54 voorkomen
55 voorkomen
56 voorkomen
57 voorkomen
58 voorkomen
59 voorkomen
60 voorgekomen
61 voorkomen
62 voorgekomen
63 voorkomen
64 voorgekomen
65 voorkomen
66 voorgekomen
67 voorkomen
68 voorgekomen
69 voorkomen
70 voorgekomen
71 voorkomen
72 voorkomen
73 voorkomen
74 voorkomen
75 voorkomen
76 voorkomen
77 voorkomen
78 voorgekomen
79 voorkomen
80 voorgekomen
81 voorkomen
82 voorgekomen
83 voorkomen
84 voorgekomen
85 voorkomen
86 voorgekomen
87 voorkomen
88 voorgekomen
89 voorkom
90 voor
voorlezen (36) | Verb
1 voorlezen
2 voorlezend
3 voorgelezen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelezen
11 voorgelezen
12 voorgelezen
13 voorgelezen
14 voorgelezen
15 voorgelezen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelezen
23 voorgelezen
24 voorgelezen
25 voorgelezen
26 voorgelezen
27 voorgelezen
28 voorlezen
29 voorlezen
30 voorlezen
31 voorlezen
32 voorlezen
33 voorlezen
34 voorgelezen
35 voorgelezen
36 voorgelezen
37 voorgelezen
38 voorgelezen
39 voorgelezen
40 voorlezen
41 voorlezen
42 voorlezen
43 voorlezen
44 voorlezen
45 voorlezen
46 voorgelezen
47 voorgelezen
48 voorgelezen
49 voorgelezen
50 voorgelezen
51 voorgelezen
52 voor
voorlichten (12) | Verb
1 voorlichten
2 voorlichtend
3 voorgelicht
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelicht
11 voorgelicht
12 voorgelicht
13 voorgelicht
14 voorgelicht
15 voorgelicht
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelicht
23 voorgelicht
24 voorgelicht
25 voorgelicht
26 voorgelicht
27 voorgelicht
28 voorlichten
29 voorlichten
30 voorlichten
31 voorlichten
32 voorlichten
33 voorlichten
34 voorgelicht
35 voorgelicht
36 voorgelicht
37 voorgelicht
38 voorgelicht
39 voorgelicht
40 voorlichten
41 voorlichten
42 voorlichten
43 voorlichten
44 voorlichten
45 voorlichten
46 voorgelicht
47 voorgelicht
48 voorgelicht
49 voorgelicht
50 voorgelicht
51 voorgelicht
52 voor
voornemen (148) | Verb
1 voornemen
2 voornemend
3 voorgenomen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgenomen
11 voorgenomen
12 voorgenomen
13 voorgenomen
14 voorgenomen
15 voorgenomen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgenomen
23 voorgenomen
24 voorgenomen
25 voorgenomen
26 voorgenomen
27 voorgenomen
28 voornemen
29 voornemen
30 voornemen
31 voornemen
32 voornemen
33 voornemen
34 voorgenomen
35 voorgenomen
36 voorgenomen
37 voorgenomen
38 voorgenomen
39 voorgenomen
40 voornemen
41 voornemen
42 voornemen
43 voornemen
44 voornemen
45 voornemen
46 voorgenomen
47 voorgenomen
48 voorgenomen
49 voorgenomen
50 voorgenomen
51 voorgenomen
52 voor
voorschieten (32) | Verb
1 voorschieten
2 voorschietend
3 voorgeschoten
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeschoten
11 voorgeschoten
12 voorgeschoten
13 voorgeschoten
14 voorgeschoten
15 voorgeschoten
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeschoten
23 voorgeschoten
24 voorgeschoten
25 voorgeschoten
26 voorgeschoten
27 voorgeschoten
28 voorschieten
29 voorschieten
30 voorschieten
31 voorschieten
32 voorschieten
33 voorschieten
34 voorgeschoten
35 voorgeschoten
36 voorgeschoten
37 voorgeschoten
38 voorgeschoten
39 voorgeschoten
40 voorschieten
41 voorschieten
42 voorschieten
43 voorschieten
44 voorschieten
45 voorschieten
46 voorgeschoten
47 voorgeschoten
48 voorgeschoten
49 voorgeschoten
50 voorgeschoten
51 voorgeschoten
52 voor
voorschrijven (665) | Verb
1 voorschrijven
2 voorschrijvend
3 voorgeschreven
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeschreven
11 voorgeschreven
12 voorgeschreven
13 voorgeschreven
14 voorgeschreven
15 voorgeschreven
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeschreven
23 voorgeschreven
24 voorgeschreven
25 voorgeschreven
26 voorgeschreven
27 voorgeschreven
28 voorschrijven
29 voorschrijven
30 voorschrijven
31 voorschrijven
32 voorschrijven
33 voorschrijven
34 voorgeschreven
35 voorgeschreven
36 voorgeschreven
37 voorgeschreven
38 voorgeschreven
39 voorgeschreven
40 voorschrijven
41 voorschrijven
42 voorschrijven
43 voorschrijven
44 voorschrijven
45 voorschrijven
46 voorgeschreven
47 voorgeschreven
48 voorgeschreven
49 voorgeschreven
50 voorgeschreven
51 voorgeschreven
52 voor
voorspellen (74) | Verb
1 voorspellen
2 voorspellend
3 voorgespeld
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgespeld
11 voorgespeld
12 voorgespeld
13 voorgespeld
14 voorgespeld
15 voorgespeld
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgespeld
23 voorgespeld
24 voorgespeld
25 voorgespeld
26 voorgespeld
27 voorgespeld
28 voorspellen
29 voorspellen
30 voorspellen
31 voorspellen
32 voorspellen
33 voorspellen
34 voorgespeld
35 voorgespeld
36 voorgespeld
37 voorgespeld
38 voorgespeld
39 voorgespeld
40 voorspellen
41 voorspellen
42 voorspellen
43 voorspellen
44 voorspellen
45 voorspellen
46 voorgespeld
47 voorgespeld
48 voorgespeld
49 voorgespeld
50 voorgespeld
51 voorgespeld
52 voor
voorstellen (263) | Verb
1 voorstellen
2 voorstellend
3 voorgesteld
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgesteld
11 voorgesteld
12 voorgesteld
13 voorgesteld
14 voorgesteld
15 voorgesteld
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgesteld
23 voorgesteld
24 voorgesteld
25 voorgesteld
26 voorgesteld
27 voorgesteld
28 voorstellen
29 voorstellen
30 voorstellen
31 voorstellen
32 voorstellen
33 voorstellen
34 voorgesteld
35 voorgesteld
36 voorgesteld
37 voorgesteld
38 voorgesteld
39 voorgesteld
40 voorstellen
41 voorstellen
42 voorstellen
43 voorstellen
44 voorstellen
45 voorstellen
46 voorgesteld
47 voorgesteld
48 voorgesteld
49 voorgesteld
50 voorgesteld
51 voorgesteld
52 voor
voortrekken (4) | Verb
1 voortrekken
2 voortrekkend
3 voorgetrokken
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgetrokken
11 voorgetrokken
12 voorgetrokken
13 voorgetrokken
14 voorgetrokken
15 voorgetrokken
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgetrokken
23 voorgetrokken
24 voorgetrokken
25 voorgetrokken
26 voorgetrokken
27 voorgetrokken
28 voortrekken
29 voortrekken
30 voortrekken
31 voortrekken
32 voortrekken
33 voortrekken
34 voorgetrokken
35 voorgetrokken
36 voorgetrokken
37 voorgetrokken
38 voorgetrokken
39 voorgetrokken
40 voortrekken
41 voortrekken
42 voortrekken
43 voortrekken
44 voortrekken
45 voortrekken
46 voorgetrokken
47 voorgetrokken
48 voorgetrokken
49 voorgetrokken
50 voorgetrokken
51 voorgetrokken
52 voor
voorvallen (61) | Verb
1 voorvallen
2 voorvallend
3 voorgevallen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgevallen
11 voorgevallen
12 voorgevallen
13 voorgevallen
14 voorgevallen
15 voorgevallen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgevallen
23 voorgevallen
24 voorgevallen
25 voorgevallen
26 voorgevallen
27 voorgevallen
28 voorvallen
29 voorvallen
30 voorvallen
31 voorvallen
32 voorvallen
33 voorvallen
34 voorgevallen
35 voorgevallen
36 voorgevallen
37 voorgevallen
38 voorgevallen
39 voorgevallen
40 voorvallen
41 voorvallen
42 voorvallen
43 voorvallen
44 voorvallen
45 voorvallen
46 voorgevallen
47 voorgevallen
48 voorgevallen
49 voorgevallen
50 voorgevallen
51 voorgevallen
52 voor
voorwenden (20) | Verb
1 voorwenden
2 voorwendend
3 voorgewend
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgewend
11 voorgewend
12 voorgewend
13 voorgewend
14 voorgewend
15 voorgewend
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgewend
23 voorgewend
24 voorgewend
25 voorgewend
26 voorgewend
27 voorgewend
28 voorwenden
29 voorwenden
30 voorwenden
31 voorwenden
32 voorwenden
33 voorwenden
34 voorgewend
35 voorgewend
36 voorgewend
37 voorgewend
38 voorgewend
39 voorgewend
40 voorwenden
41 voorwenden
42 voorwenden
43 voorwenden
44 voorwenden
45 voorwenden
46 voorgewend
47 voorgewend
48 voorgewend
49 voorgewend
50 voorgewend
51 voorgewend
52 voor
voorzeggen (3) | Verb
1 voorzeggen
2 voorzeggend
3 voorzegd
4 voorgezegd
5 voorzeg
6 voor
7 voorzegt
8 voor
9 voorzegt
10 voor
11 voorzeggen
12 voor
13 voorzeggen
14 voor
15 voorzeggen
16 voor
17 voorzegd
18 voorgezegd
19 voorzegd
20 voorgezegd
21 voorzegd
22 voorgezegd
23 voorzegd
24 voorgezegd
25 voorzegd
26 voorgezegd
27 voorzegd
28 voorgezegd
29 voorzegde
30 voor
31 voorzegde
32 voor
33 voorzegde
34 voor
35 voorzegden
36 voor
37 voorzegden
38 voor
39 voorzegden
40 voor
41 voorzegd
42 voorgezegd
43 voorzegd
44 voorgezegd
45 voorzegd
46 voorgezegd
47 voorzegd
48 voorgezegd
49 voorzegd
50 voorgezegd
51 voorzegd
52 voorgezegd
53 voorzeggen
54 voorzeggen
55 voorzeggen
56 voorzeggen
57 voorzeggen
58 voorzeggen
59 voorzegd
60 voorgezegd
61 voorzegd
62 voorgezegd
63 voorzegd
64 voorgezegd
65 voorzegd
66 voorgezegd
67 voorzegd
68 voorgezegd
69 voorzegd
70 voorgezegd
71 voorzeggen
72 voorzeggen
73 voorzeggen
74 voorzeggen
75 voorzeggen
76 voorzeggen
77 voorzegd
78 voorgezegd
79 voorzegd
80 voorgezegd
81 voorzegd
82 voorgezegd
83 voorzegd
84 voorgezegd
85 voorzegd
86 voorgezegd
87 voorzegd
88 voorgezegd
89 voorzeg
90 voor
voorzetten (8) | Verb
1 voorzetten
2 voorzettend
3 voorgezet
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgezet
11 voorgezet
12 voorgezet
13 voorgezet
14 voorgezet
15 voorgezet
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgezet
23 voorgezet
24 voorgezet
25 voorgezet
26 voorgezet
27 voorgezet
28 voorzetten
29 voorzetten
30 voorzetten
31 voorzetten
32 voorzetten
33 voorzetten
34 voorgezet
35 voorgezet
36 voorgezet
37 voorgezet
38 voorgezet
39 voorgezet
40 voorzetten
41 voorzetten
42 voorzetten
43 voorzetten
44 voorzetten
45 voorzetten
46 voorgezet
47 voorgezet
48 voorgezet
49 voorgezet
50 voorgezet
51 voorgezet
52 voor
voorzitten (18) | Verb
1 voorzitten
2 voorzittend
3 voorgezeten
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgezeten
11 voorgezeten
12 voorgezeten
13 voorgezeten
14 voorgezeten
15 voorgezeten
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgezeten
23 voorgezeten
24 voorgezeten
25 voorgezeten
26 voorgezeten
27 voorgezeten
28 voorzitten
29 voorzitten
30 voorzitten
31 voorzitten
32 voorzitten
33 voorzitten
34 voorgezeten
35 voorgezeten
36 voorgezeten
37 voorgezeten
38 voorgezeten
39 voorgezeten
40 voorzitten
41 voorzitten
42 voorzitten
43 voorzitten
44 voorzitten
45 voorzitten
46 voorgezeten
47 voorgezeten
48 voorgezeten
49 voorgezeten
50 voorgezeten
51 voorgezeten
52 voor
voorbinden (1) | Verb
1 voorbinden
2 voorbindend
3 voorgebonden
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgebonden
11 voorgebonden
12 voorgebonden
13 voorgebonden
14 voorgebonden
15 voorgebonden
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgebonden
23 voorgebonden
24 voorgebonden
25 voorgebonden
26 voorgebonden
27 voorgebonden
28 voorbinden
29 voorbinden
30 voorbinden
31 voorbinden
32 voorbinden
33 voorbinden
34 voorgebonden
35 voorgebonden
36 voorgebonden
37 voorgebonden
38 voorgebonden
39 voorgebonden
40 voorbinden
41 voorbinden
42 voorbinden
43 voorbinden
44 voorbinden
45 voorbinden
46 voorgebonden
47 voorgebonden
48 voorgebonden
49 voorgebonden
50 voorgebonden
51 voorgebonden
52 voor
voorbrengen (24) | Verb
1 voorbrengen
2 voorbrengend
3 voorgebracht
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgebracht
11 voorgebracht
12 voorgebracht
13 voorgebracht
14 voorgebracht
15 voorgebracht
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgebracht
23 voorgebracht
24 voorgebracht
25 voorgebracht
26 voorgebracht
27 voorgebracht
28 voorbrengen
29 voorbrengen
30 voorbrengen
31 voorbrengen
32 voorbrengen
33 voorbrengen
34 voorgebracht
35 voorgebracht
36 voorgebracht
37 voorgebracht
38 voorgebracht
39 voorgebracht
40 voorbrengen
41 voorbrengen
42 voorbrengen
43 voorbrengen
44 voorbrengen
45 voorbrengen
46 voorgebracht
47 voorgebracht
48 voorgebracht
49 voorgebracht
50 voorgebracht
51 voorgebracht
52 voor
voordienen (1) | Verb
1 voordienen
2 voordienend
3 voorgediend
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgediend
11 voorgediend
12 voorgediend
13 voorgediend
14 voorgediend
15 voorgediend
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgediend
23 voorgediend
24 voorgediend
25 voorgediend
26 voorgediend
27 voorgediend
28 voordienen
29 voordienen
30 voordienen
31 voordienen
32 voordienen
33 voordienen
34 voorgediend
35 voorgediend
36 voorgediend
37 voorgediend
38 voorgediend
39 voorgediend
40 voordienen
41 voordienen
42 voordienen
43 voordienen
44 voordienen
45 voordienen
46 voorgediend
47 voorgediend
48 voorgediend
49 voorgediend
50 voorgediend
51 voorgediend
52 voor
voorhangen (2) | Verb
1 voorhangen
2 voorhangend
3 voorgehangen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgehangen
11 voorgehangen
12 voorgehangen
13 voorgehangen
14 voorgehangen
15 voorgehangen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgehangen
23 voorgehangen
24 voorgehangen
25 voorgehangen
26 voorgehangen
27 voorgehangen
28 voorhangen
29 voorhangen
30 voorhangen
31 voorhangen
32 voorhangen
33 voorhangen
34 voorgehangen
35 voorgehangen
36 voorgehangen
37 voorgehangen
38 voorgehangen
39 voorgehangen
40 voorhangen
41 voorhangen
42 voorhangen
43 voorhangen
44 voorhangen
45 voorhangen
46 voorgehangen
47 voorgehangen
48 voorgehangen
49 voorgehangen
50 voorgehangen
51 voorgehangen
52 voor
voorhebben (7) | Verb
1 voorhebben
2 voorhebbend
3 voorgehad
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgehad
11 voorgehad
12 voorgehad
13 voorgehad
14 voorgehad
15 voorgehad
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgehad
23 voorgehad
24 voorgehad
25 voorgehad
26 voorgehad
27 voorgehad
28 voorhebben
29 voorhebben
30 voorhebben
31 voorhebben
32 voorhebben
33 voorhebben
34 voorgehad
35 voorgehad
36 voorgehad
37 voorgehad
38 voorgehad
39 voorgehad
40 voorhebben
41 voorhebben
42 voorhebben
43 voorhebben
44 voorhebben
45 voorhebben
46 voorgehad
47 voorgehad
48 voorgehad
49 voorgehad
50 voorgehad
51 voorgehad
52 voor
voorhouden (11) | Verb
1 voorhouden
2 voorhoudend
3 voorgehouden
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voor
11 voorgehouden
12 voorgehouden
13 voorgehouden
14 voorgehouden
15 voorgehouden
16 voorgehouden
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voor
23 voorgehouden
24 voorgehouden
25 voorgehouden
26 voorgehouden
27 voorgehouden
28 voorgehouden
29 voorhouden
30 voorhouden
31 voorhouden
32 voorhouden
33 voorhouden
34 voorhouden
35 voorgehouden
36 voorgehouden
37 voorgehouden
38 voorgehouden
39 voorgehouden
40 voorgehouden
41 voorhouden
42 voorhouden
43 voorhouden
44 voorhouden
45 voorhouden
46 voorhouden
47 voorgehouden
48 voorgehouden
49 voorgehouden
50 voorgehouden
51 voorgehouden
52 voorgehouden
53 voor
54 voor
voorlaten (2) | Verb
1 voorlaten
2 voorlatend
3 voorgelaten
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelaten
11 voorgelaten
12 voorgelaten
13 voorgelaten
14 voorgelaten
15 voorgelaten
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelaten
23 voorgelaten
24 voorgelaten
25 voorgelaten
26 voorgelaten
27 voorgelaten
28 voorlaten
29 voorlaten
30 voorlaten
31 voorlaten
32 voorlaten
33 voorlaten
34 voorgelaten
35 voorgelaten
36 voorgelaten
37 voorgelaten
38 voorgelaten
39 voorgelaten
40 voorlaten
41 voorlaten
42 voorlaten
43 voorlaten
44 voorlaten
45 voorlaten
46 voorgelaten
47 voorgelaten
48 voorgelaten
49 voorgelaten
50 voorgelaten
51 voorgelaten
52 voor
voorleggen (126) | Verb
1 voorleggen
2 voorleggend
3 voorgelegd
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelegd
11 voorgelegd
12 voorgelegd
13 voorgelegd
14 voorgelegd
15 voorgelegd
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelegd
23 voorgelegd
24 voorgelegd
25 voorgelegd
26 voorgelegd
27 voorgelegd
28 voorleggen
29 voorleggen
30 voorleggen
31 voorleggen
32 voorleggen
33 voorleggen
34 voorgelegd
35 voorgelegd
36 voorgelegd
37 voorgelegd
38 voorgelegd
39 voorgelegd
40 voorleggen
41 voorleggen
42 voorleggen
43 voorleggen
44 voorleggen
45 voorleggen
46 voorgelegd
47 voorgelegd
48 voorgelegd
49 voorgelegd
50 voorgelegd
51 voorgelegd
52 voor
voorleiden (2) | Verb
1 voorleiden
2 voorleidend
3 voorgeleid
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeleid
11 voorgeleid
12 voorgeleid
13 voorgeleid
14 voorgeleid
15 voorgeleid
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeleid
23 voorgeleid
24 voorgeleid
25 voorgeleid
26 voorgeleid
27 voorgeleid
28 voorleiden
29 voorleiden
30 voorleiden
31 voorleiden
32 voorleiden
33 voorleiden
34 voorgeleid
35 voorgeleid
36 voorgeleid
37 voorgeleid
38 voorgeleid
39 voorgeleid
40 voorleiden
41 voorleiden
42 voorleiden
43 voorleiden
44 voorleiden
45 voorleiden
46 voorgeleid
47 voorgeleid
48 voorgeleid
49 voorgeleid
50 voorgeleid
51 voorgeleid
52 voor
voorlopen (3) | Verb
1 voorlopen
2 voorlopend
3 voorgelopen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelopen
11 voorgelopen
12 voorgelopen
13 voorgelopen
14 voorgelopen
15 voorgelopen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelopen
23 voorgelopen
24 voorgelopen
25 voorgelopen
26 voorgelopen
27 voorgelopen
28 voorlopen
29 voorlopen
30 voorlopen
31 voorlopen
32 voorlopen
33 voorlopen
34 voorgelopen
35 voorgelopen
36 voorgelopen
37 voorgelopen
38 voorgelopen
39 voorgelopen
40 voorlopen
41 voorlopen
42 voorlopen
43 voorlopen
44 voorlopen
45 voorlopen
46 voorgelopen
47 voorgelopen
48 voorgelopen
49 voorgelopen
50 voorgelopen
51 voorgelopen
52 voor
voorpraten (2) | Verb
1 voorpraten
2 voorpratend
3 voorgepraat
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgepraat
11 voorgepraat
12 voorgepraat
13 voorgepraat
14 voorgepraat
15 voorgepraat
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgepraat
23 voorgepraat
24 voorgepraat
25 voorgepraat
26 voorgepraat
27 voorgepraat
28 voorpraten
29 voorpraten
30 voorpraten
31 voorpraten
32 voorpraten
33 voorpraten
34 voorgepraat
35 voorgepraat
36 voorgepraat
37 voorgepraat
38 voorgepraat
39 voorgepraat
40 voorpraten
41 voorpraten
42 voorpraten
43 voorpraten
44 voorpraten
45 voorpraten
46 voorgepraat
47 voorgepraat
48 voorgepraat
49 voorgepraat
50 voorgepraat
51 voorgepraat
52 voor
voorrekenen (3) | Verb
1 voorrekenen
2 voorrekenend
3 voorgerekend
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgerekend
11 voorgerekend
12 voorgerekend
13 voorgerekend
14 voorgerekend
15 voorgerekend
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgerekend
23 voorgerekend
24 voorgerekend
25 voorgerekend
26 voorgerekend
27 voorgerekend
28 voorrekenen
29 voorrekenen
30 voorrekenen
31 voorrekenen
32 voorrekenen
33 voorrekenen
34 voorgerekend
35 voorgerekend
36 voorgerekend
37 voorgerekend
38 voorgerekend
39 voorgerekend
40 voorrekenen
41 voorrekenen
42 voorrekenen
43 voorrekenen
44 voorrekenen
45 voorrekenen
46 voorgerekend
47 voorgerekend
48 voorgerekend
49 voorgerekend
50 voorgerekend
51 voorgerekend
52 voor
voorrijden (8) | Verb
1 voorrijden
2 voorrijdend
3 voorgereden
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgereden
11 voorgereden
12 voorgereden
13 voorgereden
14 voorgereden
15 voorgereden
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgereden
23 voorgereden
24 voorgereden
25 voorgereden
26 voorgereden
27 voorgereden
28 voorrijden
29 voorrijden
30 voorrijden
31 voorrijden
32 voorrijden
33 voorrijden
34 voorgereden
35 voorgereden
36 voorgereden
37 voorgereden
38 voorgereden
39 voorgereden
40 voorrijden
41 voorrijden
42 voorrijden
43 voorrijden
44 voorrijden
45 voorrijden
46 voorgereden
47 voorgereden
48 voorgereden
49 voorgereden
50 voorgereden
51 voorgereden
52 voor
voorslaan (3) | Verb
1 voorslaan
2 voorslaand
3 voorgeslagen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeslagen
11 voorgeslagen
12 voorgeslagen
13 voorgeslagen
14 voorgeslagen
15 voorgeslagen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeslagen
23 voorgeslagen
24 voorgeslagen
25 voorgeslagen
26 voorgeslagen
27 voorgeslagen
28 voorslaan
29 voorslaan
30 voorslaan
31 voorslaan
32 voorslaan
33 voorslaan
34 voorgeslagen
35 voorgeslagen
36 voorgeslagen
37 voorgeslagen
38 voorgeslagen
39 voorgeslagen
40 voorslaan
41 voorslaan
42 voorslaan
43 voorslaan
44 voorslaan
45 voorslaan
46 voorgeslagen
47 voorgeslagen
48 voorgeslagen
49 voorgeslagen
50 voorgeslagen
51 voorgeslagen
52 voor
voorspannen (300) | Verb
1 voorspannen
2 voorspannend
3 voorgespannen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgespannen
11 voorgespannen
12 voorgespannen
13 voorgespannen
14 voorgespannen
15 voorgespannen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgespannen
23 voorgespannen
24 voorgespannen
25 voorgespannen
26 voorgespannen
27 voorgespannen
28 voorspannen
29 voorspannen
30 voorspannen
31 voorspannen
32 voorspannen
33 voorspannen
34 voorgespannen
35 voorgespannen
36 voorgespannen
37 voorgespannen
38 voorgespannen
39 voorgespannen
40 voorspannen
41 voorspannen
42 voorspannen
43 voorspannen
44 voorspannen
45 voorspannen
46 voorgespannen
47 voorgespannen
48 voorgespannen
49 voorgespannen
50 voorgespannen
51 voorgespannen
52 voor
voorspreken (3) | Verb
1 voorspreken
2 voorsprekend
3 voorgesproken
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgesproken
11 voorgesproken
12 voorgesproken
13 voorgesproken
14 voorgesproken
15 voorgesproken
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgesproken
23 voorgesproken
24 voorgesproken
25 voorgesproken
26 voorgesproken
27 voorgesproken
28 voorspreken
29 voorspreken
30 voorspreken
31 voorspreken
32 voorspreken
33 voorspreken
34 voorgesproken
35 voorgesproken
36 voorgesproken
37 voorgesproken
38 voorgesproken
39 voorgesproken
40 voorspreken
41 voorspreken
42 voorspreken
43 voorspreken
44 voorspreken
45 voorspreken
46 voorgesproken
47 voorgesproken
48 voorgesproken
49 voorgesproken
50 voorgesproken
51 voorgesproken
52 voor
voorstaan (11) | Verb
1 voorstaan
2 voorstaand
3 voorgestaan
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgestaan
11 voorgestaan
12 voorgestaan
13 voorgestaan
14 voorgestaan
15 voorgestaan
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgestaan
23 voorgestaan
24 voorgestaan
25 voorgestaan
26 voorgestaan
27 voorgestaan
28 voorstaan
29 voorstaan
30 voorstaan
31 voorstaan
32 voorstaan
33 voorstaan
34 voorgestaan
35 voorgestaan
36 voorgestaan
37 voorgestaan
38 voorgestaan
39 voorgestaan
40 voorstaan
41 voorstaan
42 voorstaan
43 voorstaan
44 voorstaan
45 voorstaan
46 voorgestaan
47 voorgestaan
48 voorgestaan
49 voorgestaan
50 voorgestaan
51 voorgestaan
52 voor
voorstemmen (11) | Verb
1 voorstemmen
2 voorstemmend
3 voorgestemd
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgestemd
11 voorgestemd
12 voorgestemd
13 voorgestemd
14 voorgestemd
15 voorgestemd
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgestemd
23 voorgestemd
24 voorgestemd
25 voorgestemd
26 voorgestemd
27 voorgestemd
28 voorstemmen
29 voorstemmen
30 voorstemmen
31 voorstemmen
32 voorstemmen
33 voorstemmen
34 voorgestemd
35 voorgestemd
36 voorgestemd
37 voorgestemd
38 voorgestemd
39 voorgestemd
40 voorstemmen
41 voorstemmen
42 voorstemmen
43 voorstemmen
44 voorstemmen
45 voorstemmen
46 voorgestemd
47 voorgestemd
48 voorgestemd
49 voorgestemd
50 voorgestemd
51 voorgestemd
52 voor
vooruitboeren (1) | Verb
1 vooruitboeren
2 vooruitboerend
3 voorgeuitboerd
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeuitboerd
11 voorgeuitboerd
12 voorgeuitboerd
13 voorgeuitboerd
14 voorgeuitboerd
15 voorgeuitboerd
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeuitboerd
23 voorgeuitboerd
24 voorgeuitboerd
25 voorgeuitboerd
26 voorgeuitboerd
27 voorgeuitboerd
28 vooruitboeren
29 vooruitboeren
30 vooruitboeren
31 vooruitboeren
32 vooruitboeren
33 vooruitboeren
34 voorgeuitboerd
35 voorgeuitboerd
36 voorgeuitboerd
37 voorgeuitboerd
38 voorgeuitboerd
39 voorgeuitboerd
40 vooruitboeren
41 vooruitboeren
42 vooruitboeren
43 vooruitboeren
44 vooruitboeren
45 vooruitboeren
46 voorgeuitboerd
47 voorgeuitboerd
48 voorgeuitboerd
49 voorgeuitboerd
50 voorgeuitboerd
51 voorgeuitboerd
52 voor
voorvoegen (1) | Verb
1 voorvoegen
2 voorvoegend
3 voorgevoegd
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgevoegd
11 voorgevoegd
12 voorgevoegd
13 voorgevoegd
14 voorgevoegd
15 voorgevoegd
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgevoegd
23 voorgevoegd
24 voorgevoegd
25 voorgevoegd
26 voorgevoegd
27 voorgevoegd
28 voorvoegen
29 voorvoegen
30 voorvoegen
31 voorvoegen
32 voorvoegen
33 voorvoegen
34 voorgevoegd
35 voorgevoegd
36 voorgevoegd
37 voorgevoegd
38 voorgevoegd
39 voorgevoegd
40 voorvoegen
41 voorvoegen
42 voorvoegen
43 voorvoegen
44 voorvoegen
45 voorvoegen
46 voorgevoegd
47 voorgevoegd
48 voorgevoegd
49 voorgevoegd
50 voorgevoegd
51 voorgevoegd
52 voor
voorwerpen (418) | Verb
1 voorwerpen
2 voorwerpend
3 voorgeworpen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeworpen
11 voorgeworpen
12 voorgeworpen
13 voorgeworpen
14 voorgeworpen
15 voorgeworpen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeworpen
23 voorgeworpen
24 voorgeworpen
25 voorgeworpen
26 voorgeworpen
27 voorgeworpen
28 voorwerpen
29 voorwerpen
30 voorwerpen
31 voorwerpen
32 voorwerpen
33 voorwerpen
34 voorgeworpen
35 voorgeworpen
36 voorgeworpen
37 voorgeworpen
38 voorgeworpen
39 voorgeworpen
40 voorwerpen
41 voorwerpen
42 voorwerpen
43 voorwerpen
44 voorwerpen
45 voorwerpen
46 voorgeworpen
47 voorgeworpen
48 voorgeworpen
49 voorgeworpen
50 voorgeworpen
51 voorgeworpen
52 voor
voor (73) | Preposition
voor
voor (25) | Adverb
voor
voor (785) | Adjective
voor
voore
voorder
voorders
voordere
voorst
voorste
vooren
voorplanten (8) | Verb
1 voorplanten
2 voorplantend
3 voorgeplant
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeplant
11 voorgeplant
12 voorgeplant
13 voorgeplant
14 voorgeplant
15 voorgeplant
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeplant
23 voorgeplant
24 voorgeplant
25 voorgeplant
26 voorgeplant
27 voorgeplant
28 voorplanten
29 voorplanten
30 voorplanten
31 voorplanten
32 voorplanten
33 voorplanten
34 voorgeplant
35 voorgeplant
36 voorgeplant
37 voorgeplant
38 voorgeplant
39 voorgeplant
40 voorplanten
41 voorplanten
42 voorplanten
43 voorplanten
44 voorplanten
45 voorplanten
46 voorgeplant
47 voorgeplant
48 voorgeplant
49 voorgeplant
50 voorgeplant
51 voorgeplant
52 voor
voorschrijven (9) | Verb
1 voorschrijven
2 voorschrijvend
3 voorschreven
4 voorgeschreven
5 voorschrijf
6 voor
7 voorschrijft
8 voor
9 voorschrijft
10 voor
11 voorschrijven
12 voor
13 voorschrijven
14 voor
15 voorschrijven
16 voor
17 voorschreven
18 voorgeschreven
19 voorschreven
20 voorgeschreven
21 voorschreven
22 voorgeschreven
23 voorschreven
24 voorgeschreven
25 voorschreven
26 voorgeschreven
27 voorschreven
28 voorgeschreven
29 voorschreef
30 voor
31 voorschreef
32 voor
33 voorschreef
34 voor
35 voorschreven
36 voor
37 voorschreven
38 voor
39 voorschreven
40 voor
41 voorschreven
42 voorgeschreven
43 voorschreven
44 voorgeschreven
45 voorschreven
46 voorgeschreven
47 voorschreven
48 voorgeschreven
49 voorschreven
50 voorgeschreven
51 voorschreven
52 voorgeschreven
53 voorschrijven
54 voorschrijven
55 voorschrijven
56 voorschrijven
57 voorschrijven
58 voorschrijven
59 voorschreven
60 voorgeschreven
61 voorschreven
62 voorgeschreven
63 voorschreven
64 voorgeschreven
65 voorschreven
66 voorgeschreven
67 voorschreven
68 voorgeschreven
69 voorschreven
70 voorgeschreven
71 voorschrijven
72 voorschrijven
73 voorschrijven
74 voorschrijven
75 voorschrijven
76 voorschrijven
77 voorschreven
78 voorgeschreven
79 voorschreven
80 voorgeschreven
81 voorschreven
82 voorgeschreven
83 voorschreven
84 voorgeschreven
85 voorschreven
86 voorgeschreven
87 voorschreven
88 voorgeschreven
89 voorschrijf
90 voor
voordraaien (20) | Verb
1 voordraaien
2 voordraaiend
3 voorgedraaid
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgedraaid
11 voorgedraaid
12 voorgedraaid
13 voorgedraaid
14 voorgedraaid
15 voorgedraaid
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgedraaid
23 voorgedraaid
24 voorgedraaid
25 voorgedraaid
26 voorgedraaid
27 voorgedraaid
28 voordraaien
29 voordraaien
30 voordraaien
31 voordraaien
32 voordraaien
33 voordraaien
34 voorgedraaid
35 voorgedraaid
36 voorgedraaid
37 voorgedraaid
38 voorgedraaid
39 voorgedraaid
40 voordraaien
41 voordraaien
42 voordraaien
43 voordraaien
44 voordraaien
45 voordraaien
46 voorgedraaid
47 voorgedraaid
48 voorgedraaid
49 voorgedraaid
50 voorgedraaid
51 voorgedraaid
52 voor
voorliggen (4) | Verb
1 voorliggen
2 voorliggend
3 voorgelegen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelegen
11 voorgelegen
12 voorgelegen
13 voorgelegen
14 voorgelegen
15 voorgelegen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelegen
23 voorgelegen
24 voorgelegen
25 voorgelegen
26 voorgelegen
27 voorgelegen
28 voorliggen
29 voorliggen
30 voorliggen
31 voorliggen
32 voorliggen
33 voorliggen
34 voorgelegen
35 voorgelegen
36 voorgelegen
37 voorgelegen
38 voorgelegen
39 voorgelegen
40 voorliggen
41 voorliggen
42 voorliggen
43 voorliggen
44 voorliggen
45 voorliggen
46 voorgelegen
47 voorgelegen
48 voorgelegen
49 voorgelegen
50 voorgelegen
51 voorgelegen
52 voor
voordrijven (3) | Verb
1 voordrijven
2 voordrijvend
3 voorgedreven
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgedreven
11 voorgedreven
12 voorgedreven
13 voorgedreven
14 voorgedreven
15 voorgedreven
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgedreven
23 voorgedreven
24 voorgedreven
25 voorgedreven
26 voorgedreven
27 voorgedreven
28 voordrijven
29 voordrijven
30 voordrijven
31 voordrijven
32 voordrijven
33 voordrijven
34 voorgedreven
35 voorgedreven
36 voorgedreven
37 voorgedreven
38 voorgedreven
39 voorgedreven
40 voordrijven
41 voordrijven
42 voordrijven
43 voordrijven
44 voordrijven
45 voordrijven
46 voorgedreven
47 voorgedreven
48 voorgedreven
49 voorgedreven
50 voorgedreven
51 voorgedreven
52 voor
voor (17) | Noun, masculine
voor singular singular
voors plural plural
vooruitschuiven (1) | Verb
1 vooruitschuiven
2 vooruitschuivend
3 voorgeuitschoven
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgeuitschoven
11 voorgeuitschoven
12 voorgeuitschoven
13 voorgeuitschoven
14 voorgeuitschoven
15 voorgeuitschoven
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgeuitschoven
23 voorgeuitschoven
24 voorgeuitschoven
25 voorgeuitschoven
26 voorgeuitschoven
27 voorgeuitschoven
28 vooruitschuiven
29 vooruitschuiven
30 vooruitschuiven
31 vooruitschuiven
32 vooruitschuiven
33 vooruitschuiven
34 voorgeuitschoven
35 voorgeuitschoven
36 voorgeuitschoven
37 voorgeuitschoven
38 voorgeuitschoven
39 voorgeuitschoven
40 vooruitschuiven
41 vooruitschuiven
42 vooruitschuiven
43 vooruitschuiven
44 vooruitschuiven
45 vooruitschuiven
46 voorgeuitschoven
47 voorgeuitschoven
48 voorgeuitschoven
49 voorgeuitschoven
50 voorgeuitschoven
51 voorgeuitschoven
52 voor
voorkiezen (8) | Verb
1 voorkiezen
2 voorkiezend
3 voorgekozen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgekozen
11 voorgekozen
12 voorgekozen
13 voorgekozen
14 voorgekozen
15 voorgekozen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgekozen
23 voorgekozen
24 voorgekozen
25 voorgekozen
26 voorgekozen
27 voorgekozen
28 voorkiezen
29 voorkiezen
30 voorkiezen
31 voorkiezen
32 voorkiezen
33 voorkiezen
34 voorgekozen
35 voorgekozen
36 voorgekozen
37 voorgekozen
38 voorgekozen
39 voorgekozen
40 voorkiezen
41 voorkiezen
42 voorkiezen
43 voorkiezen
44 voorkiezen
45 voorkiezen
46 voorgekozen
47 voorgekozen
48 voorgekozen
49 voorgekozen
50 voorgekozen
51 voorgekozen
52 voor
voor (241) | Noun, feminine
voor singular singular
voren plural plural
veren (192784) | Verb
1 veren
2 verend
3 gevoren
4 veer
5 veert
6 veert
7 veren
8 veren
9 veren
10 gevoren
11 gevoren
12 gevoren
13 gevoren
14 gevoren
15 gevoren
16 voor
17 voor
18 voor
19 voren
20 voren
21 voren
22 gevoren
23 gevoren
24 gevoren
25 gevoren
26 gevoren
27 gevoren
28 veren
29 veren
30 veren
31 veren
32 veren
33 veren
34 gevoren
35 gevoren
36 gevoren
37 gevoren
38 gevoren
39 gevoren
40 veren
41 veren
42 veren
43 veren
44 veren
45 veren
46 gevoren
47 gevoren
48 gevoren
49 gevoren
50 gevoren
51 gevoren
52 veer