DictionaryForumContacts

Morphology analysis
samenwonen (145) | Verb
1 samenwonen
2 samenwonend
3 samengewoond
4 samen
5 samen
6 samen
7 samen
8 samen
9 samen
10 samengewoond
11 samengewoond
12 samengewoond
13 samengewoond
14 samengewoond
15 samengewoond
16 samen
17 samen
18 samen
19 samen
20 samen
21 samen
22 samengewoond
23 samengewoond
24 samengewoond
25 samengewoond
26 samengewoond
27 samengewoond
28 samenwonen
29 samenwonen
30 samenwonen
31 samenwonen
32 samenwonen
33 samenwonen
34 samengewoond
35 samengewoond
36 samengewoond
37 samengewoond
38 samengewoond
39 samengewoond
40 samenwonen
41 samenwonen
42 samenwonen
43 samenwonen
44 samenwonen
45 samenwonen
46 samengewoond
47 samengewoond
48 samengewoond
49 samengewoond
50 samengewoond
51 samengewoond
52 samen