DictionaryForumContacts

Morphology analysis
groeperen (331) | Verb
1 groeperen
2 groeperend
3 gegroepeerd
4 groepeer
5 groepeert
6 groepeert
7 groeperen
8 groeperen
9 groeperen
10 gegroepeerd
11 gegroepeerd
12 gegroepeerd
13 gegroepeerd
14 gegroepeerde
15 gegroepeerd
16 gegroepeerd
17 groepeerde
18 groepeerde
19 groepeerde
20 groepeerden
21 groepeerden
22 groepeerden
23 gegroepeerd
24 gegroepeerd
25 gegroepeerd
26 gegroepeerd
27 gegroepeerd
28 gegroepeerd
29 groeperen
30 groeperen
31 groeperen
32 groeperen
33 groeperen
34 groeperen
35 gegroepeerd
36 gegroepeerd
37 gegroepeerd
38 gegroepeerd
39 gegroepeerd
40 gegroepeerd
41 groeperen
42 groeperen
43 groeperen
44 groeperen
45 groeperen
46 groeperen
47 gegroepeerd
48 gegroepeerd
49 gegroepeerd
50 gegroepeerd
51 gegroepeerd
52 gegroepeerd
53 groepeer
groepeer | Noun, feminine
groepeer singular singular
groeperen plural plural
groeperen (217) | Verb
1 groeperen
2 groeperend
3 gegroeporen
4 groepeer
5 groepeert
6 groepeert
7 groeperen
8 groeperen
9 groeperen
10 gegroeporen
11 gegroeporen
12 gegroeporen
13 gegroeporen
14 gegroeporen
15 gegroeporen
16 groepoor
17 groepoor
18 groepoor
19 groeporen
20 groeporen
21 groeporen
22 gegroeporen
23 gegroeporen
24 gegroeporen
25 gegroeporen
26 gegroeporen
27 gegroeporen
28 groeperen
29 groeperen
30 groeperen
31 groeperen
32 groeperen
33 groeperen
34 gegroeporen
35 gegroeporen
36 gegroeporen
37 gegroeporen
38 gegroeporen
39 gegroeporen
40 groeperen
41 groeperen
42 groeperen
43 groeperen
44 groeperen
45 groeperen
46 gegroeporen
47 gegroeporen
48 gegroeporen
49 gegroeporen
50 gegroeporen
51 gegroeporen
52 groepeer