DictionaryForumContacts

Morphology analysis
dubbel (8162) | Adjective
dubbel
dubbele
dubbeler
dubbelers
dubbelere
dubbelst
dubbelste
dubbelen
dubbelwinden (11) | Verb
1 dubbelwinden
2 dubbelwindend
3 dubbelgewonden
4 dubbel
5 dubbel
6 dubbel
7 dubbel
8 dubbel
9 dubbel
10 dubbelgewonden
11 dubbelgewonden
12 dubbelgewonden
13 dubbelgewonden
14 dubbelgewonden
15 dubbelgewonden
16 dubbel
17 dubbel
18 dubbel
19 dubbel
20 dubbel
21 dubbel
22 dubbelgewonden
23 dubbelgewonden
24 dubbelgewonden
25 dubbelgewonden
26 dubbelgewonden
27 dubbelgewonden
28 dubbelwinden
29 dubbelwinden
30 dubbelwinden
31 dubbelwinden
32 dubbelwinden
33 dubbelwinden
34 dubbelgewonden
35 dubbelgewonden
36 dubbelgewonden
37 dubbelgewonden
38 dubbelgewonden
39 dubbelgewonden
40 dubbelwinden
41 dubbelwinden
42 dubbelwinden
43 dubbelwinden
44 dubbelwinden
45 dubbelwinden
46 dubbelgewonden
47 dubbelgewonden
48 dubbelgewonden
49 dubbelgewonden
50 dubbelgewonden
51 dubbelgewonden
52 dubbel
dubbelken (40) | Verb
1 aandubbelken
2 aandubbelkend
3 aangedubbelt
4 dubbel
5 dubbelt
6 dubbelt
7 dubbelken
8 dubbelken
9 dubbelken
10 aangedubbelt
11 aangedubbelt
12 aangedubbelt
13 aangedubbelt
14 aangedubbelt
15 aangedubbelt
16 dubbelte
17 dubbelte
18 dubbelte
19 dubbelten
20 dubbelten
21 dubbelten
22 aangedubbelt
23 aangedubbelt
24 aangedubbelt
25 aangedubbelt
26 aangedubbelt
27 aangedubbelt
28 aandubbelken
29 aandubbelken
30 aandubbelken
31 aandubbelken
32 aandubbelken
33 aandubbelken
34 aangedubbelt
35 aangedubbelt
36 aangedubbelt
37 aangedubbelt
38 aangedubbelt
39 aangedubbelt
40 aandubbelken
41 aandubbelken
42 aandubbelken
43 aandubbelken
44 aandubbelken
45 aandubbelken
46 aangedubbelt
47 aangedubbelt
48 aangedubbelt
49 aangedubbelt
50 aangedubbelt
51 aangedubbelt
52 dubbel