DictionaryForumContacts

Morphology analysis
braken (20) | Noun, neuter
braken singular singular
brak (193) | Adjective
brak
brake
braker
brakers
brakere
brakst
brakste
braken
breken (52) | Verb
1 breken
2 brekend
3 gebroken
4 breek
5 breekt
6 breekt
7 breken
8 breken
9 breken
10 gebroken
11 gebroken
12 gebroken
13 gebroken
14 gebroken
15 gebroken
16 brak
17 brak
18 brak
19 braken
20 braken
21 braken
22 gebroken
23 gebroken
24 gebroken
25 gebroken
26 gebroken
27 gebroken
28 breken
29 breken
30 breken
31 breken
32 breken
33 breken
34 gebroken
35 gebroken
36 gebroken
37 gebroken
38 gebroken
39 gebroken
40 breken
41 breken
42 breken
43 breken
44 breken
45 breken
46 gebroken
47 gebroken
48 gebroken
49 gebroken
50 gebroken
51 gebroken
52 breek
breken (435) | Verb
1 aanbreken
2 aanbrekend
3 aangebroken
4 breek
5 breekt
6 breekt
7 breken
8 breken
9 breken
10 aangebroken
11 aangebroken
12 aangebroken
13 aangebroken
14 aangebroken
15 aangebroken
16 brak
17 brak
18 brak
19 braken
20 braken
21 braken
22 aangebroken
23 aangebroken
24 aangebroken
25 aangebroken
26 aangebroken
27 aangebroken
28 aanbreken
29 aanbreken
30 aanbreken
31 aanbreken
32 aanbreken
33 aanbreken
34 aangebroken
35 aangebroken
36 aangebroken
37 aangebroken
38 aangebroken
39 aangebroken
40 aanbreken
41 aanbreken
42 aanbreken
43 aanbreken
44 aanbreken
45 aanbreken
46 aangebroken
47 aangebroken
48 aangebroken
49 aangebroken
50 aangebroken
51 aangebroken
52 breek
breken | Verb | auto added
1 aanbreken
2 aanbrekend
3 aangebroken
4 breek
5 breekt
6 breekt
7 breken
8 breken
9 breken
10 aangebroken
11 aangebroken
12 aangebroken
13 aangebroken
14 aangebroken
15 aangebroken
16 brak
17 brak
18 brak
19 braken
20 braken
21 braken
22 aangebroken
23 aangebroken
24 aangebroken
25 aangebroken
26 aangebroken
27 aangebroken
28 aanbreken
29 aanbreken
30 aanbreken
31 aanbreken
32 aanbreken
33 aanbreken
34 aangebroken
35 aangebroken
36 aangebroken
37 aangebroken
38 aangebroken
39 aangebroken
40 aanbreken
41 aanbreken
42 aanbreken
43 aanbreken
44 aanbreken
45 aanbreken
46 aangebroken
47 aangebroken
48 aangebroken
49 aangebroken
50 aangebroken
51 aangebroken
52 breek
braken (38) | Verb
1 braken
2 brakend
3 bgeraakt
4
5
6
7
8
9
10 bgeraakt
11 bgeraakt
12 bgeraakt
13 bgeraakt
14 bgeraakt
15 bgeraakt
16
17
18
19
20
21
22 bgeraakt
23 bgeraakt
24 bgeraakt
25 bgeraakt
26 bgeraakt
27 bgeraakt
28 braken
29 braken
30 braken
31 braken
32 braken
33 braken
34 bgeraakt
35 bgeraakt
36 bgeraakt
37 bgeraakt
38 bgeraakt
39 bgeraakt
40 braken
41 braken
42 braken
43 braken
44 braken
45 braken
46 bgeraakt
47 bgeraakt
48 bgeraakt
49 bgeraakt
50 bgeraakt
51 bgeraakt
52