DictionaryForumContacts

Morphology analysis
bijdragen (37000) | Verb
1 bijdragen
2 bijdragend
3 bijgedragen
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgedragen
11 bijgedragen
12 bijgedragen
13 bijgedragen
14 bijgedragen
15 bijgedragen
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgedragen
23 bijgedragen
24 bijgedragen
25 bijgedragen
26 bijgedragen
27 bijgedragen
28 bijdragen
29 bijdragen
30 bijdragen
31 bijdragen
32 bijdragen
33 bijdragen
34 bijgedragen
35 bijgedragen
36 bijgedragen
37 bijgedragen
38 bijgedragen
39 bijgedragen
40 bijdragen
41 bijdragen
42 bijdragen
43 bijdragen
44 bijdragen
45 bijdragen
46 bijgedragen
47 bijgedragen
48 bijgedragen
49 bijgedragen
50 bijgedragen
51 bijgedragen
52 bij
bijstaan (99) | Verb
1 bijstaan
2 bijstaand
3 bijgestaan
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgestaan
11 bijgestaan
12 bijgestaan
13 bijgestaan
14 bijgestaan
15 bijgestaan
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgestaan
23 bijgestaan
24 bijgestaan
25 bijgestaan
26 bijgestaan
27 bijgestaan
28 bijstaan
29 bijstaan
30 bijstaan
31 bijstaan
32 bijstaan
33 bijstaan
34 bijgestaan
35 bijgestaan
36 bijgestaan
37 bijgestaan
38 bijgestaan
39 bijgestaan
40 bijstaan
41 bijstaan
42 bijstaan
43 bijstaan
44 bijstaan
45 bijstaan
46 bijgestaan
47 bijgestaan
48 bijgestaan
49 bijgestaan
50 bijgestaan
51 bijgestaan
52 bij
bijvoegen (120) | Verb
1 bijvoegen
2 bijvoegend
3 bijgevoegd
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgevoegd
11 bijgevoegd
12 bijgevoegd
13 bijgevoegd
14 bijgevoegd
15 bijgevoegd
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgevoegd
23 bijgevoegd
24 bijgevoegd
25 bijgevoegd
26 bijgevoegd
27 bijgevoegd
28 bijvoegen
29 bijvoegen
30 bijvoegen
31 bijvoegen
32 bijvoegen
33 bijvoegen
34 bijgevoegd
35 bijgevoegd
36 bijgevoegd
37 bijgevoegd
38 bijgevoegd
39 bijgevoegd
40 bijvoegen
41 bijvoegen
42 bijvoegen
43 bijvoegen
44 bijvoegen
45 bijvoegen
46 bijgevoegd
47 bijgevoegd
48 bijgevoegd
49 bijgevoegd
50 bijgevoegd
51 bijgevoegd
52 bij
bijvullen (88) | Verb
1 bijvullen
2 bijvullend
3 bijgevuld
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgevuld
11 bijgevuld
12 bijgevuld
13 bijgevuld
14 bijgevuld
15 bijgevuld
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgevuld
23 bijgevuld
24 bijgevuld
25 bijgevuld
26 bijgevuld
27 bijgevuld
28 bijvullen
29 bijvullen
30 bijvullen
31 bijvullen
32 bijvullen
33 bijvullen
34 bijgevuld
35 bijgevuld
36 bijgevuld
37 bijgevuld
38 bijgevuld
39 bijgevuld
40 bijvullen
41 bijvullen
42 bijvullen
43 bijvullen
44 bijvullen
45 bijvullen
46 bijgevuld
47 bijgevuld
48 bijgevuld
49 bijgevuld
50 bijgevuld
51 bijgevuld
52 bij
bijwonen (133) | Verb
1 bijwonen
2 bijwonend
3 bijgewoond
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgewoond
11 bijgewoond
12 bijgewoond
13 bijgewoond
14 bijgewoond
15 bijgewoond
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgewoond
23 bijgewoond
24 bijgewoond
25 bijgewoond
26 bijgewoond
27 bijgewoond
28 bijwonen
29 bijwonen
30 bijwonen
31 bijwonen
32 bijwonen
33 bijwonen
34 bijgewoond
35 bijgewoond
36 bijgewoond
37 bijgewoond
38 bijgewoond
39 bijgewoond
40 bijwonen
41 bijwonen
42 bijwonen
43 bijwonen
44 bijwonen
45 bijwonen
46 bijgewoond
47 bijgewoond
48 bijgewoond
49 bijgewoond
50 bijgewoond
51 bijgewoond
52 bij
bijbetalen (4) | Verb
1 bijbetalen
2 bijbetalend
3 bijgebetaald
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgebetaald
11 bijgebetaald
12 bijgebetaald
13 bijgebetaald
14 bijgebetaald
15 bijgebetaald
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgebetaald
23 bijgebetaald
24 bijgebetaald
25 bijgebetaald
26 bijgebetaald
27 bijgebetaald
28 bijbetalen
29 bijbetalen
30 bijbetalen
31 bijbetalen
32 bijbetalen
33 bijbetalen
34 bijgebetaald
35 bijgebetaald
36 bijgebetaald
37 bijgebetaald
38 bijgebetaald
39 bijgebetaald
40 bijbetalen
41 bijbetalen
42 bijbetalen
43 bijbetalen
44 bijbetalen
45 bijbetalen
46 bijgebetaald
47 bijgebetaald
48 bijgebetaald
49 bijgebetaald
50 bijgebetaald
51 bijgebetaald
52 bij
bijblijven (4) | Verb
1 bijblijven
2 bijblijvend
3 bijgebleven
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgebleven
11 bijgebleven
12 bijgebleven
13 bijgebleven
14 bijgebleven
15 bijgebleven
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgebleven
23 bijgebleven
24 bijgebleven
25 bijgebleven
26 bijgebleven
27 bijgebleven
28 bijblijven
29 bijblijven
30 bijblijven
31 bijblijven
32 bijblijven
33 bijblijven
34 bijgebleven
35 bijgebleven
36 bijgebleven
37 bijgebleven
38 bijgebleven
39 bijgebleven
40 bijblijven
41 bijblijven
42 bijblijven
43 bijblijven
44 bijblijven
45 bijblijven
46 bijgebleven
47 bijgebleven
48 bijgebleven
49 bijgebleven
50 bijgebleven
51 bijgebleven
52 bij
bijbrengen (12) | Verb
1 bijbrengen
2 bijbrengend
3 bijgebracht
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgebracht
11 bijgebracht
12 bijgebracht
13 bijgebracht
14 bijgebracht
15 bijgebracht
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgebracht
23 bijgebracht
24 bijgebracht
25 bijgebracht
26 bijgebracht
27 bijgebracht
28 bijbrengen
29 bijbrengen
30 bijbrengen
31 bijbrengen
32 bijbrengen
33 bijbrengen
34 bijgebracht
35 bijgebracht
36 bijgebracht
37 bijgebracht
38 bijgebracht
39 bijgebracht
40 bijbrengen
41 bijbrengen
42 bijbrengen
43 bijbrengen
44 bijbrengen
45 bijbrengen
46 bijgebracht
47 bijgebracht
48 bijgebracht
49 bijgebracht
50 bijgebracht
51 bijgebracht
52 bij
bijdoen (3) | Verb
1 bijdoen
2 bijdoend
3 bijgedaan
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgedaan
11 bijgedaan
12 bijgedaan
13 bijgedaan
14 bijgedaan
15 bijgedaan
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgedaan
23 bijgedaan
24 bijgedaan
25 bijgedaan
26 bijgedaan
27 bijgedaan
28 bijdoen
29 bijdoen
30 bijdoen
31 bijdoen
32 bijdoen
33 bijdoen
34 bijgedaan
35 bijgedaan
36 bijgedaan
37 bijgedaan
38 bijgedaan
39 bijgedaan
40 bijdoen
41 bijdoen
42 bijdoen
43 bijdoen
44 bijdoen
45 bijdoen
46 bijgedaan
47 bijgedaan
48 bijgedaan
49 bijgedaan
50 bijgedaan
51 bijgedaan
52 bij
bijdraaien (23) | Verb
1 bijdraaien
2 bijdraaiend
3 bijgedraaid
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgedraaid
11 bijgedraaid
12 bijgedraaid
13 bijgedraaid
14 bijgedraaid
15 bijgedraaid
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgedraaid
23 bijgedraaid
24 bijgedraaid
25 bijgedraaid
26 bijgedraaid
27 bijgedraaid
28 bijdraaien
29 bijdraaien
30 bijdraaien
31 bijdraaien
32 bijdraaien
33 bijdraaien
34 bijgedraaid
35 bijgedraaid
36 bijgedraaid
37 bijgedraaid
38 bijgedraaid
39 bijgedraaid
40 bijdraaien
41 bijdraaien
42 bijdraaien
43 bijdraaien
44 bijdraaien
45 bijdraaien
46 bijgedraaid
47 bijgedraaid
48 bijgedraaid
49 bijgedraaid
50 bijgedraaid
51 bijgedraaid
52 bij
bijdrukken (4) | Verb
1 bijdrukken
2 bijdrukkend
3 bijgedrukt
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgedrukt
11 bijgedrukt
12 bijgedrukt
13 bijgedrukt
14 bijgedrukt
15 bijgedrukt
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgedrukt
23 bijgedrukt
24 bijgedrukt
25 bijgedrukt
26 bijgedrukt
27 bijgedrukt
28 bijdrukken
29 bijdrukken
30 bijdrukken
31 bijdrukken
32 bijdrukken
33 bijdrukken
34 bijgedrukt
35 bijgedrukt
36 bijgedrukt
37 bijgedrukt
38 bijgedrukt
39 bijgedrukt
40 bijdrukken
41 bijdrukken
42 bijdrukken
43 bijdrukken
44 bijdrukken
45 bijdrukken
46 bijgedrukt
47 bijgedrukt
48 bijgedrukt
49 bijgedrukt
50 bijgedrukt
51 bijgedrukt
52 bij
bijhalen (8) | Verb
1 bijhalen
2 bijhalend
3 bijgehaald
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgehaald
11 bijgehaald
12 bijgehaald
13 bijgehaald
14 bijgehaald
15 bijgehaald
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgehaald
23 bijgehaald
24 bijgehaald
25 bijgehaald
26 bijgehaald
27 bijgehaald
28 bijhalen
29 bijhalen
30 bijhalen
31 bijhalen
32 bijhalen
33 bijhalen
34 bijgehaald
35 bijgehaald
36 bijgehaald
37 bijgehaald
38 bijgehaald
39 bijgehaald
40 bijhalen
41 bijhalen
42 bijhalen
43 bijhalen
44 bijhalen
45 bijhalen
46 bijgehaald
47 bijgehaald
48 bijgehaald
49 bijgehaald
50 bijgehaald
51 bijgehaald
52 bij
bijhouden (452) | Verb
1 bijhouden
2 bijhoudend
3 bijgehouden
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bij
11 bijgehouden
12 bijgehouden
13 bijgehouden
14 bijgehouden
15 bijgehouden
16 bijgehouden
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bij
23 bijgehouden
24 bijgehouden
25 bijgehouden
26 bijgehouden
27 bijgehouden
28 bijgehouden
29 bijhouden
30 bijhouden
31 bijhouden
32 bijhouden
33 bijhouden
34 bijhouden
35 bijgehouden
36 bijgehouden
37 bijgehouden
38 bijgehouden
39 bijgehouden
40 bijgehouden
41 bijhouden
42 bijhouden
43 bijhouden
44 bijhouden
45 bijhouden
46 bijhouden
47 bijgehouden
48 bijgehouden
49 bijgehouden
50 bijgehouden
51 bijgehouden
52 bijgehouden
53 bij
54 bij
bijkomen (22) | Verb
1 bijkomen
2 bijkomend
3 bijgekomen
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgekomen
11 bijgekomen
12 bijgekomen
13 bijgekomen
14 bijgekomen
15 bijgekomen
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgekomen
23 bijgekomen
24 bijgekomen
25 bijgekomen
26 bijgekomen
27 bijgekomen
28 bijkomen
29 bijkomen
30 bijkomen
31 bijkomen
32 bijkomen
33 bijkomen
34 bijgekomen
35 bijgekomen
36 bijgekomen
37 bijgekomen
38 bijgekomen
39 bijgekomen
40 bijkomen
41 bijkomen
42 bijkomen
43 bijkomen
44 bijkomen
45 bijkomen
46 bijgekomen
47 bijgekomen
48 bijgekomen
49 bijgekomen
50 bijgekomen
51 bijgekomen
52 bij
bijleggen (66) | Verb
1 bijleggen
2 bijleggend
3 bijgelegd
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgelegd
11 bijgelegd
12 bijgelegd
13 bijgelegd
14 bijgelegd
15 bijgelegd
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgelegd
23 bijgelegd
24 bijgelegd
25 bijgelegd
26 bijgelegd
27 bijgelegd
28 bijleggen
29 bijleggen
30 bijleggen
31 bijleggen
32 bijleggen
33 bijleggen
34 bijgelegd
35 bijgelegd
36 bijgelegd
37 bijgelegd
38 bijgelegd
39 bijgelegd
40 bijleggen
41 bijleggen
42 bijleggen
43 bijleggen
44 bijleggen
45 bijleggen
46 bijgelegd
47 bijgelegd
48 bijgelegd
49 bijgelegd
50 bijgelegd
51 bijgelegd
52 bij
bijlichten (1) | Verb
1 bijlichten
2 bijlichtend
3 bijgelicht
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgelicht
11 bijgelicht
12 bijgelicht
13 bijgelicht
14 bijgelicht
15 bijgelicht
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgelicht
23 bijgelicht
24 bijgelicht
25 bijgelicht
26 bijgelicht
27 bijgelicht
28 bijlichten
29 bijlichten
30 bijlichten
31 bijlichten
32 bijlichten
33 bijlichten
34 bijgelicht
35 bijgelicht
36 bijgelicht
37 bijgelicht
38 bijgelicht
39 bijgelicht
40 bijlichten
41 bijlichten
42 bijlichten
43 bijlichten
44 bijlichten
45 bijlichten
46 bijgelicht
47 bijgelicht
48 bijgelicht
49 bijgelicht
50 bijgelicht
51 bijgelicht
52 bij
bijliggen (19) | Verb
1 bijliggen
2 bijliggend
3 bijgelegen
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgelegen
11 bijgelegen
12 bijgelegen
13 bijgelegen
14 bijgelegen
15 bijgelegen
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgelegen
23 bijgelegen
24 bijgelegen
25 bijgelegen
26 bijgelegen
27 bijgelegen
28 bijliggen
29 bijliggen
30 bijliggen
31 bijliggen
32 bijliggen
33 bijliggen
34 bijgelegen
35 bijgelegen
36 bijgelegen
37 bijgelegen
38 bijgelegen
39 bijgelegen
40 bijliggen
41 bijliggen
42 bijliggen
43 bijliggen
44 bijliggen
45 bijliggen
46 bijgelegen
47 bijgelegen
48 bijgelegen
49 bijgelegen
50 bijgelegen
51 bijgelegen
52 bij
bijmaken (3) | Verb
1 bijmaken
2 bijmakend
3 bijgemaakt
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgemaakt
11 bijgemaakt
12 bijgemaakt
13 bijgemaakt
14 bijgemaakt
15 bijgemaakt
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgemaakt
23 bijgemaakt
24 bijgemaakt
25 bijgemaakt
26 bijgemaakt
27 bijgemaakt
28 bijmaken
29 bijmaken
30 bijmaken
31 bijmaken
32 bijmaken
33 bijmaken
34 bijgemaakt
35 bijgemaakt
36 bijgemaakt
37 bijgemaakt
38 bijgemaakt
39 bijgemaakt
40 bijmaken
41 bijmaken
42 bijmaken
43 bijmaken
44 bijmaken
45 bijmaken
46 bijgemaakt
47 bijgemaakt
48 bijgemaakt
49 bijgemaakt
50 bijgemaakt
51 bijgemaakt
52 bij
bijpassen (4) | Verb
1 bijpassen
2 bijpassend
3 bijgepast
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgepast
11 bijgepast
12 bijgepast
13 bijgepast
14 bijgepast
15 bijgepast
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgepast
23 bijgepast
24 bijgepast
25 bijgepast
26 bijgepast
27 bijgepast
28 bijpassen
29 bijpassen
30 bijpassen
31 bijpassen
32 bijpassen
33 bijpassen
34 bijgepast
35 bijgepast
36 bijgepast
37 bijgepast
38 bijgepast
39 bijgepast
40 bijpassen
41 bijpassen
42 bijpassen
43 bijpassen
44 bijpassen
45 bijpassen
46 bijgepast
47 bijgepast
48 bijgepast
49 bijgepast
50 bijgepast
51 bijgepast
52 bij
bijrekenen (4) | Verb
1 bijrekenen
2 bijrekenend
3 bijgerekend
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgerekend
11 bijgerekend
12 bijgerekend
13 bijgerekend
14 bijgerekend
15 bijgerekend
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgerekend
23 bijgerekend
24 bijgerekend
25 bijgerekend
26 bijgerekend
27 bijgerekend
28 bijrekenen
29 bijrekenen
30 bijrekenen
31 bijrekenen
32 bijrekenen
33 bijrekenen
34 bijgerekend
35 bijgerekend
36 bijgerekend
37 bijgerekend
38 bijgerekend
39 bijgerekend
40 bijrekenen
41 bijrekenen
42 bijrekenen
43 bijrekenen
44 bijrekenen
45 bijrekenen
46 bijgerekend
47 bijgerekend
48 bijgerekend
49 bijgerekend
50 bijgerekend
51 bijgerekend
52 bij
bijschenken (3) | Verb
1 bijschenken
2 bijschenkend
3 bijgeschonken
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgeschonken
11 bijgeschonken
12 bijgeschonken
13 bijgeschonken
14 bijgeschonken
15 bijgeschonken
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgeschonken
23 bijgeschonken
24 bijgeschonken
25 bijgeschonken
26 bijgeschonken
27 bijgeschonken
28 bijschenken
29 bijschenken
30 bijschenken
31 bijschenken
32 bijschenken
33 bijschenken
34 bijgeschonken
35 bijgeschonken
36 bijgeschonken
37 bijgeschonken
38 bijgeschonken
39 bijgeschonken
40 bijschenken
41 bijschenken
42 bijschenken
43 bijschenken
44 bijschenken
45 bijschenken
46 bijgeschonken
47 bijgeschonken
48 bijgeschonken
49 bijgeschonken
50 bijgeschonken
51 bijgeschonken
52 bij
bijschrijven (9) | Verb
1 bijschrijven
2 bijschrijvend
3 bijschreven
4 bijgeschreven
5 bijschrijf
6 bij
7 bijschrijft
8 bij
9 bijschrijft
10 bij
11 bijschrijven
12 bij
13 bijschrijven
14 bij
15 bijschrijven
16 bij
17 bijschreven
18 bijgeschreven
19 bijschreven
20 bijgeschreven
21 bijschreven
22 bijgeschreven
23 bijschreven
24 bijgeschreven
25 bijschreven
26 bijgeschreven
27 bijschreven
28 bijgeschreven
29 bijschreef
30 bij
31 bijschreef
32 bij
33 bijschreef
34 bij
35 bijschreven
36 bij
37 bijschreven
38 bij
39 bijschreven
40 bij
41 bijschreven
42 bijgeschreven
43 bijschreven
44 bijgeschreven
45 bijschreven
46 bijgeschreven
47 bijschreven
48 bijgeschreven
49 bijschreven
50 bijgeschreven
51 bijschreven
52 bijgeschreven
53 bijschrijven
54 bijschrijven
55 bijschrijven
56 bijschrijven
57 bijschrijven
58 bijschrijven
59 bijschreven
60 bijgeschreven
61 bijschreven
62 bijgeschreven
63 bijschreven
64 bijgeschreven
65 bijschreven
66 bijgeschreven
67 bijschreven
68 bijgeschreven
69 bijschreven
70 bijgeschreven
71 bijschrijven
72 bijschrijven
73 bijschrijven
74 bijschrijven
75 bijschrijven
76 bijschrijven
77 bijschreven
78 bijgeschreven
79 bijschreven
80 bijgeschreven
81 bijschreven
82 bijgeschreven
83 bijschreven
84 bijgeschreven
85 bijschreven
86 bijgeschreven
87 bijschreven
88 bijgeschreven
89 bijschrijf
90 bij
bijstorten (4) | Verb
1 bijstorten
2 bijstortend
3 bijgestort
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgestort
11 bijgestort
12 bijgestort
13 bijgestort
14 bijgestort
15 bijgestort
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgestort
23 bijgestort
24 bijgestort
25 bijgestort
26 bijgestort
27 bijgestort
28 bijstorten
29 bijstorten
30 bijstorten
31 bijstorten
32 bijstorten
33 bijstorten
34 bijgestort
35 bijgestort
36 bijgestort
37 bijgestort
38 bijgestort
39 bijgestort
40 bijstorten
41 bijstorten
42 bijstorten
43 bijstorten
44 bijstorten
45 bijstorten
46 bijgestort
47 bijgestort
48 bijgestort
49 bijgestort
50 bijgestort
51 bijgestort
52 bij
bijtrekken (8) | Verb
1 bijtrekken
2 bijtrekkend
3 bijgetrokken
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgetrokken
11 bijgetrokken
12 bijgetrokken
13 bijgetrokken
14 bijgetrokken
15 bijgetrokken
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgetrokken
23 bijgetrokken
24 bijgetrokken
25 bijgetrokken
26 bijgetrokken
27 bijgetrokken
28 bijtrekken
29 bijtrekken
30 bijtrekken
31 bijtrekken
32 bijtrekken
33 bijtrekken
34 bijgetrokken
35 bijgetrokken
36 bijgetrokken
37 bijgetrokken
38 bijgetrokken
39 bijgetrokken
40 bijtrekken
41 bijtrekken
42 bijtrekken
43 bijtrekken
44 bijtrekken
45 bijtrekken
46 bijgetrokken
47 bijgetrokken
48 bijgetrokken
49 bijgetrokken
50 bijgetrokken
51 bijgetrokken
52 bij
bijvallen (2) | Verb
1 bijvallen
2 bijvallend
3 bijgevallen
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgevallen
11 bijgevallen
12 bijgevallen
13 bijgevallen
14 bijgevallen
15 bijgevallen
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgevallen
23 bijgevallen
24 bijgevallen
25 bijgevallen
26 bijgevallen
27 bijgevallen
28 bijvallen
29 bijvallen
30 bijvallen
31 bijvallen
32 bijvallen
33 bijvallen
34 bijgevallen
35 bijgevallen
36 bijgevallen
37 bijgevallen
38 bijgevallen
39 bijgevallen
40 bijvallen
41 bijvallen
42 bijvallen
43 bijvallen
44 bijvallen
45 bijvallen
46 bijgevallen
47 bijgevallen
48 bijgevallen
49 bijgevallen
50 bijgevallen
51 bijgevallen
52 bij
bijwerken (423) | Verb
1 bijwerken
2 bijwerkend
3 bijgewerkt
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgewerkt
11 bijgewerkt
12 bijgewerkt
13 bijgewerkt
14 bijgewerkt
15 bijgewerkt
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgewerkt
23 bijgewerkt
24 bijgewerkt
25 bijgewerkt
26 bijgewerkt
27 bijgewerkt
28 bijwerken
29 bijwerken
30 bijwerken
31 bijwerken
32 bijwerken
33 bijwerken
34 bijgewerkt
35 bijgewerkt
36 bijgewerkt
37 bijgewerkt
38 bijgewerkt
39 bijgewerkt
40 bijwerken
41 bijwerken
42 bijwerken
43 bijwerken
44 bijwerken
45 bijwerken
46 bijgewerkt
47 bijgewerkt
48 bijgewerkt
49 bijgewerkt
50 bijgewerkt
51 bijgewerkt
52 bij
bijzetten (39) | Verb
1 bijzetten
2 bijzettend
3 bijgezet
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgezet
11 bijgezet
12 bijgezet
13 bijgezet
14 bijgezet
15 bijgezet
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgezet
23 bijgezet
24 bijgezet
25 bijgezet
26 bijgezet
27 bijgezet
28 bijzetten
29 bijzetten
30 bijzetten
31 bijzetten
32 bijzetten
33 bijzetten
34 bijgezet
35 bijgezet
36 bijgezet
37 bijgezet
38 bijgezet
39 bijgezet
40 bijzetten
41 bijzetten
42 bijzetten
43 bijzetten
44 bijzetten
45 bijzetten
46 bijgezet
47 bijgezet
48 bijgezet
49 bijgezet
50 bijgezet
51 bijgezet
52 bij
bij (241) | Noun, feminine
bij singular singular
bijen plural plural
bij (80) | Preposition
bij
bij (59) | Adverb
bij
bijbinden (12) | Verb
1 bijbinden
2 bijbindend
3 bijgebonden
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgebonden
11 bijgebonden
12 bijgebonden
13 bijgebonden
14 bijgebonden
15 bijgebonden
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgebonden
23 bijgebonden
24 bijgebonden
25 bijgebonden
26 bijgebonden
27 bijgebonden
28 bijbinden
29 bijbinden
30 bijbinden
31 bijbinden
32 bijbinden
33 bijbinden
34 bijgebonden
35 bijgebonden
36 bijgebonden
37 bijgebonden
38 bijgebonden
39 bijgebonden
40 bijbinden
41 bijbinden
42 bijbinden
43 bijbinden
44 bijbinden
45 bijbinden
46 bijgebonden
47 bijgebonden
48 bijgebonden
49 bijgebonden
50 bijgebonden
51 bijgebonden
52 bij
bij (129) | Adjective
bij
bije
bijer
bijers
bijere
bijst
bijste
bijen
bijstellen (46) | Verb
1 bijstellen
2 bijstellend
3 bijgesteld
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgesteld
11 bijgesteld
12 bijgesteld
13 bijgesteld
14 bijgesteld
15 bijgesteld
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgesteld
23 bijgesteld
24 bijgesteld
25 bijgesteld
26 bijgesteld
27 bijgesteld
28 bijstellen
29 bijstellen
30 bijstellen
31 bijstellen
32 bijstellen
33 bijstellen
34 bijgesteld
35 bijgesteld
36 bijgesteld
37 bijgesteld
38 bijgesteld
39 bijgesteld
40 bijstellen
41 bijstellen
42 bijstellen
43 bijstellen
44 bijstellen
45 bijstellen
46 bijgesteld
47 bijgesteld
48 bijgesteld
49 bijgesteld
50 bijgesteld
51 bijgesteld
52 bij
bijspannen (1) | Verb
1 bijspannen
2 bijspannend
3 bijgespannen
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgespannen
11 bijgespannen
12 bijgespannen
13 bijgespannen
14 bijgespannen
15 bijgespannen
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgespannen
23 bijgespannen
24 bijgespannen
25 bijgespannen
26 bijgespannen
27 bijgespannen
28 bijspannen
29 bijspannen
30 bijspannen
31 bijspannen
32 bijspannen
33 bijspannen
34 bijgespannen
35 bijgespannen
36 bijgespannen
37 bijgespannen
38 bijgespannen
39 bijgespannen
40 bijspannen
41 bijspannen
42 bijspannen
43 bijspannen
44 bijspannen
45 bijspannen
46 bijgespannen
47 bijgespannen
48 bijgespannen
49 bijgespannen
50 bijgespannen
51 bijgespannen
52 bij
bijen (2) | Verb
1 aanbijen
2 aanbijend
3 aangebijd
4 bij
5 bijt
6 bijt
7 bijen
8 bijen
9 bijen
10 aangebijd
11 aangebijd
12 aangebijd
13 aangebijd
14 aangebijd
15 aangebijd
16 bijde
17 bijde
18 bijde
19 bijden
20 bijden
21 bijden
22 aangebijd
23 aangebijd
24 aangebijd
25 aangebijd
26 aangebijd
27 aangebijd
28 aanbijen
29 aanbijen
30 aanbijen
31 aanbijen
32 aanbijen
33 aanbijen
34 aangebijd
35 aangebijd
36 aangebijd
37 aangebijd
38 aangebijd
39 aangebijd
40 aanbijen
41 aanbijen
42 aanbijen
43 aanbijen
44 aanbijen
45 aanbijen
46 aangebijd
47 aangebijd
48 aangebijd
49 aangebijd
50 aangebijd
51 aangebijd
52 bij
bijgeven (1) | Verb
1 bijgeven
2 bijgevend
3 bijgegeven
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgegeven
11 bijgegeven
12 bijgegeven
13 bijgegeven
14 bijgegeven
15 bijgegeven
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgegeven
23 bijgegeven
24 bijgegeven
25 bijgegeven
26 bijgegeven
27 bijgegeven
28 bijgeven
29 bijgeven
30 bijgeven
31 bijgeven
32 bijgeven
33 bijgeven
34 bijgegeven
35 bijgegeven
36 bijgegeven
37 bijgegeven
38 bijgegeven
39 bijgegeven
40 bijgeven
41 bijgeven
42 bijgeven
43 bijgeven
44 bijgeven
45 bijgeven
46 bijgegeven
47 bijgegeven
48 bijgegeven
49 bijgegeven
50 bijgegeven
51 bijgegeven
52 bij
bijsluiten | Verb
1 bijsluiten
2 bijsluitend
3 bijgesloten
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgesloten
11 bijgesloten
12 bijgesloten
13 bijgesloten
14 bijgesloten
15 bijgesloten
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgesloten
23 bijgesloten
24 bijgesloten
25 bijgesloten
26 bijgesloten
27 bijgesloten
28 bijsluiten
29 bijsluiten
30 bijsluiten
31 bijsluiten
32 bijsluiten
33 bijsluiten
34 bijgesloten
35 bijgesloten
36 bijgesloten
37 bijgesloten
38 bijgesloten
39 bijgesloten
40 bijsluiten
41 bijsluiten
42 bijsluiten
43 bijsluiten
44 bijsluiten
45 bijsluiten
46 bijgesloten
47 bijgesloten
48 bijgesloten
49 bijgesloten
50 bijgesloten
51 bijgesloten
52 bij
bijpraten (1) | Verb
1 bijpraten
2 bijpratend
3 bijgepraat
4 bij
5 bij
6 bij
7 bij
8 bij
9 bij
10 bijgepraat
11 bijgepraat
12 bijgepraat
13 bijgepraat
14 bijgepraat
15 bijgepraat
16 bij
17 bij
18 bij
19 bij
20 bij
21 bij
22 bijgepraat
23 bijgepraat
24 bijgepraat
25 bijgepraat
26 bijgepraat
27 bijgepraat
28 bijpraten
29 bijpraten
30 bijpraten
31 bijpraten
32 bijpraten
33 bijpraten
34 bijgepraat
35 bijgepraat
36 bijgepraat
37 bijgepraat
38 bijgepraat
39 bijgepraat
40 bijpraten
41 bijpraten
42 bijpraten
43 bijpraten
44 bijpraten
45 bijpraten
46 bijgepraat
47 bijgepraat
48 bijgepraat
49 bijgepraat
50 bijgepraat
51 bijgepraat
52 bij
bij (4) | Noun, masculine
bij singular singular
bijen plural plural