DictionaryForumContacts

Morphology analysis
hoogachten (1028) | Verb
1 hoogachten
2 hoogachtend
3 hooggeacht
4 hoog
5 hoog
6 hoog
7 hoog
8 hoog
9 hoog
10 hooggeacht
11 hooggeacht
12 hooggeacht
13 hooggeacht
14 hooggeacht
15 hooggeacht
16 hoog
17 hoog
18 hoog
19 hoog
20 hoog
21 hoog
22 hooggeacht
23 hooggeacht
24 hooggeacht
25 hooggeacht
26 hooggeacht
27 hooggeacht
28 hoogachten
29 hoogachten
30 hoogachten
31 hoogachten
32 hoogachten
33 hoogachten
34 hooggeacht
35 hooggeacht
36 hooggeacht
37 hooggeacht
38 hooggeacht
39 hooggeacht
40 hoogachten
41 hoogachten
42 hoogachten
43 hoogachten
44 hoogachten
45 hoogachten
46 hooggeacht
47 hooggeacht
48 hooggeacht
49 hooggeacht
50 hooggeacht
51 hooggeacht
52 hoog
hoogschatten (11) | Verb
1 hoogschatten
2 hoogschattend
3 hooggeschat
4 hoog
5 hoog
6 hoog
7 hoog
8 hoog
9 hoog
10 hooggeschat
11 hooggeschat
12 hooggeschat
13 hooggeschat
14 hooggeschat
15 hooggeschat
16 hoog
17 hoog
18 hoog
19 hoog
20 hoog
21 hoog
22 hooggeschat
23 hooggeschat
24 hooggeschat
25 hooggeschat
26 hooggeschat
27 hooggeschat
28 hoogschatten
29 hoogschatten
30 hoogschatten
31 hoogschatten
32 hoogschatten
33 hoogschatten
34 hooggeschat
35 hooggeschat
36 hooggeschat
37 hooggeschat
38 hooggeschat
39 hooggeschat
40 hoogschatten
41 hoogschatten
42 hoogschatten
43 hoogschatten
44 hoogschatten
45 hoogschatten
46 hooggeschat
47 hooggeschat
48 hooggeschat
49 hooggeschat
50 hooggeschat
51 hooggeschat
52 hoog
hoog (72) | Noun, only singular
hoog singular singular
hoog (891) | Adjective
hoog
hooge
hooger
hoogers
hoogere
hoogst
hoogste
hoogen
hoogliggen (100) | Verb
1 hoogliggen
2 hoogliggend
3 hooggelegen
4 hoog
5 hoog
6 hoog
7 hoog
8 hoog
9 hoog
10 hooggelegen
11 hooggelegen
12 hooggelegen
13 hooggelegen
14 hooggelegen
15 hooggelegen
16 hoog
17 hoog
18 hoog
19 hoog
20 hoog
21 hoog
22 hooggelegen
23 hooggelegen
24 hooggelegen
25 hooggelegen
26 hooggelegen
27 hooggelegen
28 hoogliggen
29 hoogliggen
30 hoogliggen
31 hoogliggen
32 hoogliggen
33 hoogliggen
34 hooggelegen
35 hooggelegen
36 hooggelegen
37 hooggelegen
38 hooggelegen
39 hooggelegen
40 hoogliggen
41 hoogliggen
42 hoogliggen
43 hoogliggen
44 hoogliggen
45 hoogliggen
46 hooggelegen
47 hooggelegen
48 hooggelegen
49 hooggelegen
50 hooggelegen
51 hooggelegen
52 hoog
hoogsluiten (5) | Verb
1 hoogsluiten
2 hoogsluitend
3 hooggesloten
4 hoog
5 hoog
6 hoog
7 hoog
8 hoog
9 hoog
10 hooggesloten
11 hooggesloten
12 hooggesloten
13 hooggesloten
14 hooggesloten
15 hooggesloten
16 hoog
17 hoog
18 hoog
19 hoog
20 hoog
21 hoog
22 hooggesloten
23 hooggesloten
24 hooggesloten
25 hooggesloten
26 hooggesloten
27 hooggesloten
28 hoogsluiten
29 hoogsluiten
30 hoogsluiten
31 hoogsluiten
32 hoogsluiten
33 hoogsluiten
34 hooggesloten
35 hooggesloten
36 hooggesloten
37 hooggesloten
38 hooggesloten
39 hooggesloten
40 hoogsluiten
41 hoogsluiten
42 hoogsluiten
43 hoogsluiten
44 hoogsluiten
45 hoogsluiten
46 hooggesloten
47 hooggesloten
48 hooggesloten
49 hooggesloten
50 hooggesloten
51 hooggesloten
52 hoog
hogen (2352) | Verb
1 hogen
2 hogend
3 hoogd
4 hoog
5 hoogt
6 hoogt
7 hogen
8 hogen
9 hogen
10 hoogd
11 hoogd
12 hoogd
13 hoogd
14 hoogd
15 hoogd
16 hoogde
17 hoogde
18 hoogde
19 hoogden
20 hoogden
21 hoogden
22 hoogd
23 hoogd
24 hoogd
25 hoogd
26 hoogd
27 hoogd
28 hogen
29 hogen
30 hogen
31 hogen
32 hogen
33 hogen
34 hoogd
35 hoogd
36 hoogd
37 hoogd
38 hoogd
39 hoogd
40 hogen
41 hogen
42 hogen
43 hogen
44 hogen
45 hogen
46 hoogd
47 hoogd
48 hoogd
49 hoogd
50 hoogd
51 hoogd
52 hoog