wijze	singular	singular
	wijzen	plural	plural

	wijs	singular	singular
	wijzen	plural	plural

1	wijzen
2	wijzend
3	gewezen
4	wijs
5	wijst
6	wijst
7	wijzen
8	wijzen
9	wijzen
10	gewezen
11	gewezen
12	gewezen
13	gewezen
14	gewezen
15	gewezen
16	wees
17	wees
18	wees
19	wezen
20	wezen
21	wezen
22	gewezen
23	gewezen
24	gewezen
25	gewezen
26	gewezen
27	gewezen
28	wijzen
29	wijzen
30	wijzen
31	wijzen
32	wijzen
33	wijzen
34	gewezen
35	gewezen
36	gewezen
37	gewezen
38	gewezen
39	gewezen
40	wijzen
41	wijzen
42	wijzen
43	wijzen
44	wijzen
45	wijzen
46	gewezen
47	gewezen
48	gewezen
49	gewezen
50	gewezen
51	gewezen
52	wijs

1	aanwijzen
2	aanwijzend
3	aangewezen
4	wijs
5	wijst
6	wijst
7	wijzen
8	wijzen
9	wijzen
10	aangewezen
11	aangewezen
12	aangewezen
13	aangewezen
14	aangewezen
15	aangewezen
16	wees
17	wees
18	wees
19	wezen
20	wezen
21	wezen
22	aangewezen
23	aangewezen
24	aangewezen
25	aangewezen
26	aangewezen
27	aangewezen
28	aanwijzen
29	aanwijzen
30	aanwijzen
31	aanwijzen
32	aanwijzen
33	aanwijzen
34	aangewezen
35	aangewezen
36	aangewezen
37	aangewezen
38	aangewezen
39	aangewezen
40	aanwijzen
41	aanwijzen
42	aanwijzen
43	aanwijzen
44	aanwijzen
45	aanwijzen
46	aangewezen
47	aangewezen
48	aangewezen
49	aangewezen
50	aangewezen
51	aangewezen
52	wijs