DictionaryForumContacts

Morphology analysis
weergeven (959) | Verb
1 weergeven
2 weergevend
3 weergegeven
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergegeven
11 weergegeven
12 weergegeven
13 weergegeven
14 weergegeven
15 weergegeven
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergegeven
23 weergegeven
24 weergegeven
25 weergegeven
26 weergegeven
27 weergegeven
28 weergeven
29 weergeven
30 weergeven
31 weergeven
32 weergeven
33 weergeven
34 weergegeven
35 weergegeven
36 weergegeven
37 weergegeven
38 weergegeven
39 weergegeven
40 weergeven
41 weergeven
42 weergeven
43 weergeven
44 weergeven
45 weergeven
46 weergegeven
47 weergegeven
48 weergegeven
49 weergegeven
50 weergegeven
51 weergegeven
52 weer
weerzien (7) | Verb
1 weerzien
2 weerziend
3 weergezien
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergezien
11 weergezien
12 weergezien
13 weergezien
14 weergezien
15 weergezien
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergezien
23 weergezien
24 weergezien
25 weergezien
26 weergezien
27 weergezien
28 weerzien
29 weerzien
30 weerzien
31 weerzien
32 weerzien
33 weerzien
34 weergezien
35 weergezien
36 weergezien
37 weergezien
38 weergezien
39 weergezien
40 weerzien
41 weerzien
42 weerzien
43 weerzien
44 weerzien
45 weerzien
46 weergezien
47 weergezien
48 weergezien
49 weergezien
50 weergezien
51 weergezien
52 weer
weerkomen (2) | Verb
1 weerkomen
2 weerkomend
3 weergekomen
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergekomen
11 weergekomen
12 weergekomen
13 weergekomen
14 weergekomen
15 weergekomen
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergekomen
23 weergekomen
24 weergekomen
25 weergekomen
26 weergekomen
27 weergekomen
28 weerkomen
29 weerkomen
30 weerkomen
31 weerkomen
32 weerkomen
33 weerkomen
34 weergekomen
35 weergekomen
36 weergekomen
37 weergekomen
38 weergekomen
39 weergekomen
40 weerkomen
41 weerkomen
42 weerkomen
43 weerkomen
44 weerkomen
45 weerkomen
46 weergekomen
47 weergekomen
48 weergekomen
49 weergekomen
50 weergekomen
51 weergekomen
52 weer
weerroepen (2) | Verb
1 weerroepen
2 weerroepend
3 weergeroepen
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergeroepen
11 weergeroepen
12 weergeroepen
13 weergeroepen
14 weergeroepen
15 weergeroepen
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergeroepen
23 weergeroepen
24 weergeroepen
25 weergeroepen
26 weergeroepen
27 weergeroepen
28 weerroepen
29 weerroepen
30 weerroepen
31 weerroepen
32 weerroepen
33 weerroepen
34 weergeroepen
35 weergeroepen
36 weergeroepen
37 weergeroepen
38 weergeroepen
39 weergeroepen
40 weerroepen
41 weerroepen
42 weerroepen
43 weerroepen
44 weerroepen
45 weerroepen
46 weergeroepen
47 weergeroepen
48 weergeroepen
49 weergeroepen
50 weergeroepen
51 weergeroepen
52 weer
weerspreken (3) | Verb
1 weerspreken
2 weersprekend
3 weergesproken
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergesproken
11 weergesproken
12 weergesproken
13 weergesproken
14 weergesproken
15 weergesproken
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergesproken
23 weergesproken
24 weergesproken
25 weergesproken
26 weergesproken
27 weergesproken
28 weerspreken
29 weerspreken
30 weerspreken
31 weerspreken
32 weerspreken
33 weerspreken
34 weergesproken
35 weergesproken
36 weergesproken
37 weergesproken
38 weergesproken
39 weergesproken
40 weerspreken
41 weerspreken
42 weerspreken
43 weerspreken
44 weerspreken
45 weerspreken
46 weergesproken
47 weergesproken
48 weergesproken
49 weergesproken
50 weergesproken
51 weergesproken
52 weer
weervinden (1) | Verb
1 weervinden
2 weervindend
3 weergevonden
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergevonden
11 weergevonden
12 weergevonden
13 weergevonden
14 weergevonden
15 weergevonden
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergevonden
23 weergevonden
24 weergevonden
25 weergevonden
26 weergevonden
27 weergevonden
28 weervinden
29 weervinden
30 weervinden
31 weervinden
32 weervinden
33 weervinden
34 weergevonden
35 weergevonden
36 weergevonden
37 weergevonden
38 weergevonden
39 weergevonden
40 weervinden
41 weervinden
42 weervinden
43 weervinden
44 weervinden
45 weervinden
46 weergevonden
47 weergevonden
48 weergevonden
49 weergevonden
50 weergevonden
51 weergevonden
52 weer
weer (23) | Noun, neuter
weer singular singular
weer (6) | Adverb
weer
weer (12) | Adjective
weer
weere
weerder
weerders
weerdere
weerst
weerste
weeren
weergaan (11) | Verb
1 weergaan
2 weergaand
3 weergegaan
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergegaan
11 weergegaan
12 weergegaan
13 weergegaan
14 weergegaan
15 weergegaan
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergegaan
23 weergegaan
24 weergegaan
25 weergegaan
26 weergegaan
27 weergegaan
28 weergaan
29 weergaan
30 weergaan
31 weergaan
32 weergaan
33 weergaan
34 weergegaan
35 weergegaan
36 weergegaan
37 weergegaan
38 weergegaan
39 weergegaan
40 weergaan
41 weergaan
42 weergaan
43 weergaan
44 weergaan
45 weergaan
46 weergegaan
47 weergegaan
48 weergegaan
49 weergegaan
50 weergegaan
51 weergegaan
52 weer
weerslaan (3) | Verb
1 weerslaan
2 weerslaand
3 weergeslagen
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergeslagen
11 weergeslagen
12 weergeslagen
13 weergeslagen
14 weergeslagen
15 weergeslagen
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergeslagen
23 weergeslagen
24 weergeslagen
25 weergeslagen
26 weergeslagen
27 weergeslagen
28 weerslaan
29 weerslaan
30 weerslaan
31 weerslaan
32 weerslaan
33 weerslaan
34 weergeslagen
35 weergeslagen
36 weergeslagen
37 weergeslagen
38 weergeslagen
39 weergeslagen
40 weerslaan
41 weerslaan
42 weerslaan
43 weerslaan
44 weerslaan
45 weerslaan
46 weergeslagen
47 weergeslagen
48 weergeslagen
49 weergeslagen
50 weergeslagen
51 weergeslagen
52 weer
weerkeren (3) | Verb
1 weerkeren
2 weerkerend
3 weergekeerd
4 weer
5 weer
6 weer
7 weer
8 weer
9 weer
10 weergekeerd
11 weergekeerd
12 weergekeerd
13 weergekeerd
14 weergekeerd
15 weergekeerd
16 weer
17 weer
18 weer
19 weer
20 weer
21 weer
22 weergekeerd
23 weergekeerd
24 weergekeerd
25 weergekeerd
26 weergekeerd
27 weergekeerd
28 weerkeren
29 weerkeren
30 weerkeren
31 weerkeren
32 weerkeren
33 weerkeren
34 weergekeerd
35 weergekeerd
36 weergekeerd
37 weergekeerd
38 weergekeerd
39 weergekeerd
40 weerkeren
41 weerkeren
42 weerkeren
43 weerkeren
44 weerkeren
45 weerkeren
46 weergekeerd
47 weergekeerd
48 weergekeerd
49 weergekeerd
50 weergekeerd
51 weergekeerd
52 weer
weer (1) | Noun, masculine
weer singular singular
weer (1) | Noun
weer singular singular
weren (915) | Verb
1 weren
2 werend
3 geworen
4 weer
5 weert
6 weert
7 weren
8 weren
9 weren
10 geworen
11 geworen
12 geworen
13 geworen
14 geworen
15 geworen
16 woor
17 woor
18 woor
19 woren
20 woren
21 woren
22 geworen
23 geworen
24 geworen
25 geworen
26 geworen
27 geworen
28 weren
29 weren
30 weren
31 weren
32 weren
33 weren
34 geworen
35 geworen
36 geworen
37 geworen
38 geworen
39 geworen
40 weren
41 weren
42 weren
43 weren
44 weren
45 weren
46 geworen
47 geworen
48 geworen
49 geworen
50 geworen
51 geworen
52 weer