DictionaryForumContacts

Morphology analysis
blikkeren (44) | Verb
1 blikkeren
2 blikkerend
3 blikgekeerd
4 blik
5 blik
6 blik
7 blik
8 blik
9 blik
10 blikgekeerd
11 blikgekeerd
12 blikgekeerd
13 blikgekeerd
14 blikgekeerd
15 blikgekeerd
16 blik
17 blik
18 blik
19 blik
20 blik
21 blik
22 blikgekeerd
23 blikgekeerd
24 blikgekeerd
25 blikgekeerd
26 blikgekeerd
27 blikgekeerd
28 blikkeren
29 blikkeren
30 blikkeren
31 blikkeren
32 blikkeren
33 blikkeren
34 blikgekeerd
35 blikgekeerd
36 blikgekeerd
37 blikgekeerd
38 blikgekeerd
39 blikgekeerd
40 blikkeren
41 blikkeren
42 blikkeren
43 blikkeren
44 blikkeren
45 blikkeren
46 blikgekeerd
47 blikgekeerd
48 blikgekeerd
49 blikgekeerd
50 blikgekeerd
51 blikgekeerd
52 blik
blik (44) | Noun, masculine
blik singular singular
blikken plural plural
blik (4) | Noun, masculine
blik singular singular
blikken (492) | Verb
1 aanblikken
2 aanblikkend
3 aangeblikt
4 blik
5 blikt
6 blikt
7 blikken
8 blikken
9 blikken
10 aangeblikt
11 aangeblikt
12 aangeblikt
13 aangeblikt
14 aangeblikt
15 aangeblikt
16 blikte
17 blikte
18 blikte
19 blikten
20 blikten
21 blikten
22 aangeblikt
23 aangeblikt
24 aangeblikt
25 aangeblikt
26 aangeblikt
27 aangeblikt
28 aanblikken
29 aanblikken
30 aanblikken
31 aanblikken
32 aanblikken
33 aanblikken
34 aangeblikt
35 aangeblikt
36 aangeblikt
37 aangeblikt
38 aangeblikt
39 aangeblikt
40 aanblikken
41 aanblikken
42 aanblikken
43 aanblikken
44 aanblikken
45 aanblikken
46 aangeblikt
47 aangeblikt
48 aangeblikt
49 aangeblikt
50 aangeblikt
51 aangeblikt
52 blik