DictionaryForumContacts

Morphology analysis
vergaren (26) | Verb
1 vergaren
2 vergarend
3 gevergaard
4 vergaar
5 vergaart
6 vergaart
7 vergaren
8 vergaren
9 vergaren
10 gevergaard
11 gevergaard
12 gevergaard
13 gevergaard
14 gevergaard
15 gevergaard
16 vergaarde
17 vergaarde
18 vergaarde
19 vergaarden
20 vergaarden
21 vergaarden
22 gevergaard
23 gevergaard
24 gevergaard
25 gevergaard
26 gevergaard
27 gevergaard
28 vergaren
29 vergaren
30 vergaren
31 vergaren
32 vergaren
33 vergaren
34 gevergaard
35 gevergaard
36 gevergaard
37 gevergaard
38 gevergaard
39 gevergaard
40 vergaren
41 vergaren
42 vergaren
43 vergaren
44 vergaren
45 vergaren
46 gevergaard
47 gevergaard
48 gevergaard
49 gevergaard
50 gevergaard
51 gevergaard
52 vergaar
vergaar (3) | Noun, feminine
vergaar singular singular
vergaren plural plural
vergaren (79) | Verb
1 vergaren
2 vergarend
3 vergaren
4 vergaar
5 vergaart
6 vergaart
7 vergaren
8 vergaren
9 vergaren
10 vergaren
11 vergaren
12 vergaren
13 vergaren
14 vergaren
15 vergaren
16 vergoer
17 vergoer
18 vergoer
19 vergoeren
20 vergoeren
21 vergoeren
22 vergaren
23 vergaren
24 vergaren
25 vergaren
26 vergaren
27 vergaren
28 vergaren
29 vergaren
30 vergaren
31 vergaren
32 vergaren
33 vergaren
34 vergaren
35 vergaren
36 vergaren
37 vergaren
38 vergaren
39 vergaren
40 vergaren
41 vergaren
42 vergaren
43 vergaren
44 vergaren
45 vergaren
46 vergaren
47 vergaren
48 vergaren
49 vergaren
50 vergaren
51 vergaren
52 vergaar