DictionaryForumContacts

Morphology analysis
deelnemen (42) | Noun, neuter
deelnemen singular singular
deelnemen plural plural
deelnemen (187) | Verb
1 aandeelnemen
2 aandeelnemend
3 aangedeelnomen
4 deelneem
5 deelneemt
6 deelneemt
7 deelnemen
8 deelnemen
9 deelnemen
10 aangedeelnomen
11 aangedeelnomen
12 aangedeelnomen
13 aangedeelnomen
14 aangedeelnomen
15 aangedeelnomen
16 deelnam
17 deelnam
18 deelnam
19 deelnamen
20 deelnamen
21 deelnamen
22 aangedeelnomen
23 aangedeelnomen
24 aangedeelnomen
25 aangedeelnomen
26 aangedeelnomen
27 aangedeelnomen
28 aandeelnemen
29 aandeelnemen
30 aandeelnemen
31 aandeelnemen
32 aandeelnemen
33 aandeelnemen
34 aangedeelnomen
35 aangedeelnomen
36 aangedeelnomen
37 aangedeelnomen
38 aangedeelnomen
39 aangedeelnomen
40 aandeelnemen
41 aandeelnemen
42 aandeelnemen
43 aandeelnemen
44 aandeelnemen
45 aandeelnemen
46 aangedeelnomen
47 aangedeelnomen
48 aangedeelnomen
49 aangedeelnomen
50 aangedeelnomen
51 aangedeelnomen
52 deelneem
deelnemen (1158) | Verb
1 deelnemen
2 deelnemend
3 deelgenomen
4 deel
5 deel
6 deel
7 deel
8 deel
9 deel
10 deelgenomen
11 deelgenomen
12 deelgenomen
13 deelgenomen
14 deelgenomen
15 deelgenomen
16 deel
17 deel
18 deel
19 deel
20 deel
21 deel
22 deelgenomen
23 deelgenomen
24 deelgenomen
25 deelgenomen
26 deelgenomen
27 deelgenomen
28 deelnemen
29 deelnemen
30 deelnemen
31 deelnemen
32 deelnemen
33 deelnemen
34 deelgenomen
35 deelgenomen
36 deelgenomen
37 deelgenomen
38 deelgenomen
39 deelgenomen
40 deelnemen
41 deelnemen
42 deelnemen
43 deelnemen
44 deelnemen
45 deelnemen
46 deelgenomen
47 deelgenomen
48 deelgenomen
49 deelgenomen
50 deelgenomen
51 deelgenomen
52 deel