| |||
aanpakken; achter iets komen (что-л.); beetkrijgen; begrijpen; beseffen; bevatten; inzien; opvatten; plaatsen; snappen; vatten; verstaan; zich kunnen vinden in (el.nova); begrip voor hebben (Сова); bevroeden | |||
| |||
verstaan, zich er niet uit ~ (Сова) |
понимать : 35 phrases in 7 subjects |
Figurative | 3 |
Figure of speech | 1 |
General | 20 |
Idiomatic | 3 |
Informal | 4 |
Proverb | 1 |
Rude | 3 |