| |||
smoezelen; bazelen; bomen (непринуждённо); brabbelen; doorslaan; flappen; hannesen; kallen; kletsen; kletspraatjes verkopen; kouten; kwetteren; met iem. een praatje maken (с кем-л.); plapperen; praatjes verkopen; praten; rabbelen; rammelen; ratelen; rellen; sabberen; snappen; snateren; wauwelen; zabbelen; zeveren; ouwehoeren (ЛА); smoezen; uitkakelen (Сова) | |||
lameren (Сова) | |||
kleppen; kwekken | |||
een eind weg praten (Сова) | |||
lullen; parlementen | |||
| |||
bungelen; gieren; slobberen (об одежде); slodderen; slungelen; bengelen; rondslenteren (по улицам Lichtgestalt) | |||
| |||
keuvelen |
болтать : 29 phrases in 4 subjects |
Dialectal | 1 |
Figurative | 1 |
General | 22 |
Informal | 5 |