| |||
treden; aangaan (op-к); aankomen; aanstappen; aanstomen (на пароходе); aanwandelen (гуляя); afkomen; aftreden (op-к); benaderen (к кому-л., к чему-л.); bijkomen; conveniëren; deugen; handen; in aantocht zijn; komen; op iem. aflopen (к кому-л.); passen (ms.lana); schikken; te pas komen; toekomen (op-к); toelopen; toetreden (op-к); horen (ms.lana); fitten (например, ключ к замку alenushpl); afstappen (op-к); zitten zat-gezeten (Olessija); aanlopen (ms.lana) | |||
aanvaren | |||
aantreden | |||
| |||
zich toe-eigenen ((vb.: "Dat gereedschap eigent zich niet daartoe. " Stasje) | |||
| |||
horen bij (ms.lana) |
подходить: 31 Phrasen in 5 Thematiken |
Allgemeine Lexik | 22 |
Bildlicher Ausdruck | 2 |
Recht | 1 |
Sprichwort | 1 |
Übertragen | 5 |