| |||
absolveren (школу и т.п.); af zijn; afbouwen (строительство); afmaken; afwerken; beeindigen; de laatste hand aan iets leggen (что-л.); perfectioneren; sluiten; voltooien; eindigen | |||
| |||
aflopen (tet-a-tet); toelopen; uitgaan; erop zitten (рабочее время закончилось -- de dienst zit erop Janneke Groeneveld) | |||
| |||
ten (пани Катарина) |
заканчивать : 10 Phrasen in 1 Thematik |
Allgemeine Lexik | 10 |